Hedendaagse muziek in Nederland en Vlaanderen

Hedendaagse muziek in Nederland en Vlaanderen Onlangs verscheen het boek ‘Hedendaagse muziek in Nederland en Vlaanderen’. Het boek is zo opgevat dat er zowel voor Nederland als voor Vlaanderen een algemeen inleidend essay is. Hierin wordt de muziek sinds 1950 besproken. Dan heb je een aantal componistenprofielen, twaalf voor Nederland en acht voor Vlaanderen, waarbij een van de criteria was dat de componist nog leeft en muzikaal actief is. Vandaar dat de voor Vlaanderen misschien wel belangrijkste componist van de twintigste eeuw, Karel Goeyvaerts, geen componistenprofiel heeft. Hij komt natuurlijk wel aan bod in het algemeen inleidend tekstje. Het is alleszins een mooie, verzorgde uitgave geworden, waarin in heldere teksten duidelijke kaders worden geschetst van de verschillende strekkingen in het muziekleven in Nederland en Vlaanderen. Voor Nederland schreef Emile Wennekes de tekst, voor Vlaanderen was dat Mark Delaere. Met deze laatste hadden we een gesprek.

OORGETUIGE: Over Vlaamse componisten bestaat er natuurlijk wel al een heel handig forum, namelijk de componistendatabase van Matrix. (Een documentatiecentrum over actuele kunstmuziek waarvan Mark Delaere de oprichter en bezieler is. Zie www.matrix.mu PPDT). In hoeverre is een gedrukt componistenprofiel nog relevant als je zoveel meer componisten grondiger kunt duiden op deze database?

Mark Delaere: Voor alle duidelijkheid: de componistenprofielen over Vlaamse componisten in het boek zijn nieuw geschreven. Ze zijn niet gebaseerd op de fiches die op de website van Matrix staan. Hierdoor zijn er andere accenten gelegd dan door de auteurs van de fiches op de site. Het is goed dat een componist niet via de pen van één musicoloog wordt voorgesteld. Ten tweede gaat het over een ander medium. Bepaalde doelgroepen bereik je beter met het ene dan met het andere medium. Voor de documentatie van onze muziek in het buitenland denk ik dat een website minder efficiënt is dan een boek. Als je er voor zorgt dat dat boek op een aantal plaatsen terechtkomt in het buitenland is er een eerste houvast. Dan kunnen de lezers verder geleid worden, door de bibliografie en website-informatie die bij de profielen staat, waar ze meer en geactualiseerde info kunnen vinden. Je moet de verschillende media benutten om die kennis te verspreiden.

OORGETUIGE: Ze zijn dus complementair?

Md: Dat vind ik wel, ja.

OORGETUIGE: Het nadeel van een dergelijk boek is dat je heel erg sterk moet selecteren. Hierdoor geef je de componisten die je wel geselecteerd heb misschien een groter belang dan je initieel misschien van plan was.

Md: Dat is onvermijdelijk ingebakken in deze formule. De uitgever van dit boek, Ons Erfdeel, heeft al een aantal publicaties rond dit concept gerealiseerd, met name over architectuur, beeldende kunst en hedendaagse dans. Dit is eigenlijk een vervolg, over muziek. Dit concept lag vast. Uiteraard heeft het me moeite gekost om een aantal keuzes te maken. Ik heb ook met dilemma’s geworsteld. Uiteindelijk mogen de honderdvijftig componisten die nu actief zijn in Vlaanderen niet verwachten dat ze allemaal ter sprake komen in een boek van beperkte omvang. Ook voor een uitgever zou het niet interessant zijn om gewoon een opsomming te hebben. Met een opsomming van namen heb je geen boek. Ik heb geprobeerd dat wat er vandaag leeft te laten vertegenwoordigen door de acht Vlaamse componistenprofielen. Je kan niet het hele veld beslaan, maar je kunt toch je keuzes zo maken dat verschillende belangrijke tendensen daardoor vertegenwoordigd zijn. Dit wil niet zeggen dat dit nu dé acht stromingen in het muziekleven in Vlaanderen zijn, en dat elke andere componist wel onder een van deze strekkingen te plaatsen valt. Daarvoor zijn de individuele verschillen te groot. De verschillende compositietechnieken, esthetieken en stijlen die vandaag leven heb ik denk ik wel kunnen beslaan. Je kan je wel altijd de vraag stellen waarom ik bijvoorbeeld wel Lucien Posman kies en niet Boudewijn Buckinx (Allebei vertegenwoordigen ze het post-modernisme in Vlaanderen. PPDT). Die vraag heb ik me natuurlijk ook gesteld. Maar na een aantal overwegingen maak je een keuze tussen een van beide. Natuurlijk komen de anderen ook wel ter sprake. In de inleidende tekst, maar ook in de componistenprofielen zelf waar ik nogal wat verbanden leg met enigszins gelijkgezinde componisten. Ik heb ook een trucje toegepast. Het laatste deel van het boek is gewijd aan de voorstelling van een aantal organisaties. Aan Serge Verstockt, die ik één van de belangrijkste componisten van vandaag vind, heb ik geen componistenprofiel gewijd, maar ik heb hem wel via het ensemble Champ d’Action een forum kunnen geven. Dat geldt ook voor Godfried-Willem Raes via Stichting Logos. In de plaats daarvan kon ik jonge mensen als Stefan Van Eycken en Joachim Brackx, die toch enigszins verwant zijn met respectievelijk Verstockt en Raes, toelichten. Dat was voor mij ook een belangrijk gegeven. Die acht voorgestelde componisten moeten niet enkel vrij representatief zijn voor het gehele veld, ze moeten ook verschillende generaties vertegenwoordigen.

OORGETUIGE: Het essay over de Nederlandse componisten heeft als titel ‘Veelstemmig en veelbetekenend’, jouw werkstukje draagt de titel ‘Een sterk verkaveld muzieklandschap’. Allebei vertrekken jullie dus van een sterk gediversifieerd landschap. Zoveel verschillende tendensen zijn er uiteindelijk niet. Het is waar dat iedereen een vrij specifiek idioom heeft, maar niemand is geïsoleerd. Zeker als je het spectrum zou vernauwen tot nieuwe muziek. Ik acht iemand als Lucien Goethals erg hoog in, maar uiteindelijk maakt hij geen muziek die representatief is voor wat vandaag gemaakt wordt.

Md: Dat geldt misschien wel voor tachtig procent van de Vlaamse componisten die vandaag werken. In die zin is de benaming ‘Hedendaagse muziek in Nederland en Vlaanderen’ bewust gekozen. Het is niet ‘Nieuwe muziek’. Het handelt dus niet noodzakelijk over die muziek die de internationale actuele stand van zaken in compositie weerspiegelt. Er zijn heel wat componisten bij die er voor kiezen om een idioom te hanteren dat principieel nog uit de negentiende of de twintigste eeuw stamt. Aan Rafaël D’Haene is een profiel gewijd, maar van hem kan je niet zeggen dat hij de muzikale actualiteit op de voet volgt. We wilden het volledige plaatje van de actuele kunstmuziek in Vlaanderen geven.

OORGETUIGE: Het valt toch op dat het domein van de componisten die een mengvorm hanteren, zoals Kris Defoort en Kaat De Windt niet aan bod komen (Beiden zijn als pianist en componist actief in de actuele kunstmuziek en in de improvisatiemuziek en Jazz. PPDT).

Md: Inderdaad. Ik heb in de inleiding wel een hoofdstukje gewijd in het inleidend essay aan Walter Hus, Thierry de Mey, Erik Sleichim en Frank Nuyts. Maar in de profielen zijn zij inderdaad niet vertegenwoordigd..

OORGETUIGE: Een dergelijk opzet is sowieso exclusief. Je sluit letterlijk uit.

Md: Dat vind ik niet. Ik denk niet dat er iemand zal kunnen zeggen dat een belangrijke strekking niet is vertegenwoordigd. Dat een bepaalde tendens wordt vertegenwoordigd door de ene en niet door een andere zijn de beperkingen van het formaat. Het probleem is natuurlijk of rechtstreeks betrokkenen dit objectief gaan kunnen bekijken. Ikzelf zie geen argumenten die de keuzes onderuit kunnen halen. Het zijn natuurlijk maar acht profielen. Waarschijnlijk zullen er mensen ontgoocheld zijn of zelfs boos. Dat is onvermijdelijk

OORGETUIGE: U ben
t naast docent aan de KUL en naast Matrix ook de artistieke leider van Transit, het jaarlijkse festival in Leuven dat uitsluitend eenentwintigste eeuwse muziek voorstelt. Wat is het grootste verschil tussen het samenstellen van dit soort profielen en het organiseren van een concertreeks?

Md: Ik steek niet onder stoelen of banken dat de subjectieve en intuïtieve aanpak veel groter is bij de organisatie van een muziekfestival dan bij het schrijven van een boek, waarvan je weet dat het toch op één of andere manier een beeld moet scheppen over hedendaagse muziek in Vlaanderen vandaag. Dat laatste is veel objectiever. Als ik Transit een invulling geef is dat niet beperkt tot Vlaamse muziek, hoewel het er een stevig aandeel in heeft. Het festival heeft een internationaal kader. Met uitzondering van het openingsconcert, waar ik ook als een kameleon elk jaar opnieuw vier jonge Vlaamse componisten een forum geef, getuigen alle andere concerten van een duidelijke esthetische keuze. In dit boek niet. Hier moet ik zo objectief mogelijk zeggen wat er allemaal gebeurt vandaag. Dat heb ik gedaan.

OORGETUIGE: Als je in zo een boek een stand van zaken weergeeft, ben je eigenlijk ook richtinggevend.

Md: Ik wil daar nederig in zijn. Een dergelijk boek komt niet op de eerste plaats. Op de eerste plaats komt wat componisten schrijven. Zij zijn de werkelijke scheppers van de muziekcultuur. Als musicoloog probeer je een soort medium te vormen tussen wat componisten doen en het publiek. De canoniserende functie van een dergelijke publicatie is in zichzelf zeer gering.

OORGETUIGE: Ik denk dat je jezelf onderschat. Je hebt niet alleen een erkende eruditie, maar ook een zekere roep. Je bent in Vlaanderen een ijkpunt. In zekere zin is een keuze die jij maakt bijna een politieke handeling. Je schept een kader waarin je uittekent wat de relevante richtingen zijn. De componisten waar je een profiel aan wijdt, kan je zo bijna zien als de door jou aangeduide lijsttrekkers van een bepaalde richting.

Md: Hoe jonger de componisten zijn, hoe moeilijker je dat kan volhouden. Brackx en Van Eycken kan je moeilijk lijsttrekkers noemen van een bepaalde strekking. De keuzes in het boek zijn een combinatie van zowel generatiegegevens als van inhoudelijke gegevens. Brackx en Van Eycken vertegenwoordigen zowel een generatie als een bepaalde tendens. Je kan niet zeggen dat ze voor hun generatie voor een bepaalde tendens de lijsttrekkers zijn.

OORGETUIGE: Dat zie je inderdaad in als je al goed vertrouwd bent met het muziekleven in Vlaanderen. Maar dit boek is ook een opstap voor ‘de geïnteresseerde leek’. Als je dan dit boek ter hand neemt om te kijken wat er in Vlaanderen gebeurt, worden de componisten met een profiel wel de ijkpunten, en krijgen ze dus de facto meer krediet dan iemand anders.

Md: Ik zal zeker proberen om dat beeld tegen te werken, om die functie te ontkrachten, mocht die er latent in aanwezig zijn. Ik geef je een voorbeeld. Deze uitgever geeft ook tijdschriften uit. In een voorbereidende fase vroegen ze me om in ‘Ons Erfdeel’ een portret over te nemen uit het boek, omdat dat een mooie aanloop naar de promotie van het boek zou zijn. Dat heb ik niet willen doen. Ik wou wel een artikel schrijven over een andere componist, net omdat ik niet wou dat die acht blijvend zouden worden beklemtoond. Alsof er maar acht goede componisten zijn in Vlaanderen. Ik heb toen een stuk geschreven over Peter Swinnen. Mijn uitgangspunt is in ieder geval dat de geselecteerde componisten niet noodzakelijk als de meest belangrijke moet worden geacht, maar samen schetsen ze wel een beeld.

OORGETUIGE: Het is een oud zeer dat in de perceptie van de cultuurminnaar actuele kunstmuziek niet vanzelfsprekend gezien wordt als een van de kunstuitingen van vandaag. Doordat dit boek in een reeks met andere kunstuitingen wordt geplaatst gaat men hier gelukkig tegenin.

Md: Ik ben het er niet mee eens als het gaat over perceptie, wel over participatie. Inderdaad merk je dat tentoonstellingen van hedendaagse kunst een veel groter publieksbereik hebben dan concerten. Een concert is een éénmalig gegeven. Misschien is het een marginaal segment in het geheel van de hedendaagse kunstvormen, maar daarom niet minder belangrijk. De marginaliteit is toch vooral in de participatie gelegen.

OORGETUIGE: Vandaar ook het belang van het creëren van aanwezigheid op verschillende domeinen tegelijk, via een boek als dit, via het internet, via cd’s, via de concerten uiteraard. Dat is waarschijnlijk de reden waarom je het schrijven van dit boek geaccepteerd hebt.

Md: Als ze je een voorstel doen om zoiets te maken zou je echt onverantwoordelijk bezig zijn om dat naast je neer te leggen. Ik kan toch niet zeggen: ‘ Ach, ik vind dat niet goed, want actuele kunstmuziek is toch maar een kleine speler in het artistieke veld’. Ik zou heel mijn bestaan tegenspreken als ik niet op zo een uitnodiging inga.
 
Peter-Paul De Temmerman
journalist actuele kunstmuziek

‘Hedendaagse muziek in Nederland en Vlaanderen’ door Emile Wennekes en Mark Delaere
Uitgegeven door Ons Erfdeel, Murissonstraat 260 te B-8930 Rekkem
www.onserfdeel.be

Eén antwoord op “Hedendaagse muziek in Nederland en Vlaanderen”

Reacties zijn gesloten.