
György Ligeti brak in 1959 door als componist met het orkestrale werk ‘Apparitions’. Zijn ‘Pianoconcerto’ uit 1988 was het eindpunt van een lang proces waarin hij zijn muziek herdacht, en verschillende invloeden zoals Afrikaans drummen en Europese volksmuziek zijn merkbaar aanwezig. Heel wat eerder, in 1938, schreef Bartók zijn concerto, waarbij twee piano’s samengebracht worden met twee percussionisten en een uitgebreid slagwerk-arsenaal: een ongewone combinatie die de nodige vonken geeft.
György Ligeti, Apparitions
Ligeti kende een internationale doorbraak via Apparitions waarin hij – gelijktijdig maar onafhankelijk van Xenakis, Krzysztof Pendercki en Stockhausen – clusters in de orkestrale muziek introduceerde. Met zijn techniek van klankwolken of ‘micropolyfonie’ (dichte klankweefsels waarin de afzonderlijke stemmen hun individualiteit verliezen), uitgewerkt in stukken als ‘Apparitions’, ‘Lontano ‘en ‘Atmosphères’, vond hij niet alleen zijn weg naar de zenuwcentra van de avant-garde, maar ook naar de filmwereld (Zijn werk zou wellicht minder bekend zijn geweest, ware het niet dat Stanley Kubrick – zonder diens toestemming weliswaar – drie composities van hem gebruikte voor zijn film ‘2001 : A Space Odyssey‘ (1968) : Requiem (1963-65), Lux Aeterna (1966) en Atmosphères (1961). Het zorgde alvast voor de internationale doorbraak. Later volgden nog Lontano (in ‘The Shining‘ (1980)) en ‘Musica Ricercata’ (in Kubricks laatse, ‘Eyes Wide Shut‘ (1999)). ). Daarnaast kwam Ligeti’s fascinatie voor het machinale – hierbij sloot hij ook falende machines, met chaos tot gevolg, niet uit Naar aanleiding van zijn eerste micropolyfone orkestwerk Apparitions zei hij: "Er zijn voorafbepaalde ordeningsprincipes op het vlak van ritme, dynamiek, klankkleur, tessituurligging, ambitus, densiteit, bewegingstype van muzikale ‘Gestalten’ en vormgeleding. Een unifiërende ordening voor alle gebieden is er niet. Ritmische verhoudingen zijn bijvoorbeeld anders georganiseerd dan dynamische. Er is echter een relatieve eenheid bereikt door de manier waarop de verschillende parameters met elkaar verbonden zijn, analoog aan een machine, die de meest diverse onderdelen heeft, zoals wielen, tandwielen, assen, riemen, en dergelijke, die ondanks en dankzij hun verscheidenheid als eenheid in het totaalapparaat samen functioneren".
György Ligeti, Concerto voor piano en orkest
Zijn in 1988 afgewerkte pianoconcerto was het eerste groot werk waarin hij zijn onderzoek van de Afrikaanse en Caraïbische polyritmiek absorbeerde. Hij schreef erover: "Met het pianoconcerto lever ik mijn artistiek credo af: mijn onafhankelijkheid van zowel de criteria van de traditionele avant-garde als die van het gangbare postmodernisme". Ligeti componeerde zijn ‘Concerto voor piano en orkest’ in twee etappes: de eerste drie delen ontstonden in 1985-86. De première ervan vond plaats in Graz (Oostenrijk) op 23 oktober 1986. De dirigent was de Amerikaan Mario de Bonaventura, de pianist zijn broer Anthony. Ligeti was maar half tevreden, wel over de uitvoering, minder over zijn eigen werk omdat hij aanvoelde dat het derde deel niet echt het einde was van zijn opus en om een vervolg vroeg. Daarom voegde hij er in 1987-88 nog een vierde en vijfde luik aan toe.
Dat zijn beslissing de juiste was blijkt duidelijk: inderdaad is het vierde deel het belangrijkste geworden en trekt het als een magneet de rest van de compositie naar zich toe. Er zijn een heleboel uiteenlopende referenties te ontdekken en dat is onder meer te merken aan de bezetting van het orkest. Zo horen we – buiten de gekende en gangbare instrumenten en percussie – tamboerijn, ocarina, triangel, tempelblokken, guero (slaginstrument van Afro-Cubaanse oorsprong), flexaton, zweep, bootsmansfluit, misthoorn enzovoort, dat hele arsenaal waarmee hij zijn eigen, onvergelijkbaar klankuniversum opbouwt.
Het eerste deel ‘Vivace molto ritmico e preciso’ heeft Ligeti helemaal bimetrisch genoteerd: gelijktijdig in 12/8- en 4/4- maat. Een merkwaardig evenwicht schept het, tussen continuïteit en discontinuïteit. Ligeti wil hier afstand nemen, hij wil niet gecatalogeerd worden. Zijn werk beantwoordt niet, vindt hij "aan de criteria van de avant-garde, noch aan de criteria van de ‘neostijlen’ noch aan die van het minimalisme."
De solist krijgt hier opeengestapelde, vlugge figuurtjes voorgeschoteld met sterk asymmetrische accenten. Ligeti inspireerde zich gedeeltelijk op de ‘Studies for Player Piano’ van Conlon Nancarrow (1912-1997), een Amerikaans-Mexicaans componist, geobsedeerd door het ritme, de opdeling ervan en zijn onuitputtelijke mogelijkheden. Nancarrow vindt dat "de tijd de uiterste grens is van de muziek." Voor hem was alleen een mechanische piano in staat met de grootste nauwkeurigheid de ritmes en de meest complexe veranderingen van tempi weer te geven.
Dan volgt ‘Lento e deserto’, het enige langzame deel. De titel spreekt meer dan voor zichzelf. Een evocatie van het ongekende en het onvermoede. Een wereld die achter de realiteit ligt. Ritmisch veel eenvoudiger, maar Ligeti gebruikt hier wel zeer vreemde kleuren en gaat tot uitersten in de verschillende registers zoals een héél hoge piccolo of een héél lage fagot.
Het ‘Vivace cantabile’ is enorm complex en heeft een polyritmiek die haar oorsprong vindt in Afrikaanse culturen: Ligeti ontdekte inderdaad grammofoonopnamen en studies van twee etnomusicologen die in Centraal- en Oost-Afrika opzoekingen deden met merkwaardige resultaten. Ligeti creëert sonore combinaties, stapelt verschillende ostinati op elkaar en verlegt accenten. "Het is zoals twee verschillende grote raderwerken die in elkaar grijpen. Er ontstaan altijd nieuwe klankcombinaties. We horen een melodie die niet als melodie gespeeld wordt", aldus de componist.
‘Allegro risoluto, molto ritmico’ is de titel van het vierde deel. Computerbeelden van spiraalvormige kronkels die twee wetenschappers uit Bremen in hun boek ‘The Beauty of Fractals’ commentarieerden, zijn hier de voedingsbodem. De muziek groeit uit kleine gelijkaardige fragmentjes, die ontspruiten uit een kort motiefje dat telkens heel onregelmatig voorgesteld wordt. Alles vloeit in elkaar als wolken die aaneensluiten, als een zwerm vogels die afzonderlijk niet te onderscheiden zijn. De stuwende pulsatie geeft de indruk dat alles meegesleurd wordt in een draaikolk, alhoewel het tempo de hele tijd hetzelfde blijft.
De finale, ‘Presto luminoso: fluido, costante, sempre molto ritmico’ is – zoals nogmaals de titel doet vermoeden
– lichtvoetig en helgekleurd; ze bestaat uit een heleboel onafhankelijke figuren die elkaar overlappen. Harmonische mixturen en – alweer – polyritmiek zijn omnipresent en sluiten het concerto af. Muziek die "de indruk geeft dat de tijd niet de tijd is, maar een ruimte" dixit Ligeti.
Programma :
- Béla Bartók, Zwei Bilder
- György Ligeti, Piano Concerto
- György Ligeti, Apparitions
- Béla Bartók, Concerto voor 2 piano’s en percussie
Tijd en plaats van het gebeuren :
Vlaams Radio Orkest & Jan Michiels
Donderdag 21 februari 2008 om 20.00 u
Muziekcentrum De Bijloke
Jozef Kluyskensstraat 2
9000 Gent
Meer info : www.debijloke.be en www.vlaamsradioorkest.be
——————–
Zaterdag 23 februari 2008 om 20.15 u
Flagey
Heilig Kruisplein
1050 Brussel
Meer info : www.flagey.be en www.vlaamsradioorkest.be
Bronnen : teksten Gert Haelterman (11 maart 2004) en Yves Knockaert (20 mei 2003) voor deSingel
Video :
György Ligeti op YouTube
Extra :
György Ligeti, : www.gyoergy-ligeti.de
Györgi Ligeti (1923 – 2006): emotioneel scepticus, Jan de Kruijff op www.audio-muziek.nl, juni 2006
Elders op Oorgetuige :
Bartok meets Bernstein : Quatuor d’amore & Carlo Willems, 11/02/2008
Focus Ligeti+ : Concertgebouw Brugge huldigt Ligeti, 1/12/2006
Componist György Ligeti overleden, 13/06/2006