Turntable duo Martin Tetréault & Ignaz Schick in Logos

Martin Tetréault & Ignaz Schick Maandag zijn twee grote namen uit de experimentele turntablemuziek te gast bij Logos. Martin Tetréault en Ignaz Schick staan bekend om hun inventiviteit inzake het omtoveren van een turntable tot een verbluffende klankgenerator.

Martin Tétreault is een Canadese draaitafel-experimentalist. Hij komt oorspronkelijk uit de beeldende kusnsten, maar is intussen een internationaal bekend dj en improvisator. Met een aantal draaitafels, speciaal aangepast met extra toonarmen en pedalen, duikt hij tot in het diepste detail van een klank. Platen worden op elkaar gelijmd, naalden krassen, schrapen en hameren op het vinyl. Laag op laag bouwt hij muziek op uit krassen en tikken, die hij mengt en versterkt totdat er een gezoem ontstaat met een rijkheid aan vreemdsoortige geluiden. Martin Tétreault is een performer die zijn draaitafels op een onconventionele manier gebruikt om tot een abstracte geluidstaal te komen.

Ignaz Schick (Berlijn, 1972) werkt als turntablist, geluidskunstenaar, performer en componist. Hij startte als saxofonist in the free jazz scene. Ondertussen bestudeerde en bespeelde hij een variatie aan turntable set-ups en distilleerde hieruit een unieke benadering van het medium. Hij gebruikt geen LP’s, maar wel objecten uit metaal, plastiek, papier, hout. Een condensatormicrofoon zet de vibraties om in geluidsgolven. Sinds 1995 woont hij in Berlijn waar hij samenwerkt met verschillende jonge muzikanten (die vaak als “Berlin Nouvelle Vague” bestempeld worden). Hij ondernam uitgebreide tournees in bijna alle Europese landen en ook in de VS.

Tijd en plaats van het gebeuren :

Martin Tetréault & Ignaz Schick
Maandag 2 februari 2009 om 20.00 u
Logos Tetraëder
Bomastraat 26-28
9000 Gent

Meer info : www.logosfoundation.org

Extra :
Martin Tetréault op www.actuellecd.com

Elders op Oorgetuige :
De jongste generatie improvisatiemuzikanten aan het werk in Q-O2, 30/01/2009
Duo Parasites : Martin Tétreault & Diane Labrosse, 14/03/2007

De jongste generatie improvisatiemuzikanten aan het werk in Q-O2

Olivier  Toulemonde Christine Sehnaoui (saxofoon), Mathias Forge (trombone) en Olivier Toulemonde (acoustic objects) maken (nog) deel uit van de jonge generatie van improvisatiemuzikanten. De ontgonnen terreinen van hun voorgangers gebruikend, kwamen zij al snel terecht in deze vrije muziekpraktijk, met centraal de aandacht voor het luisteren en het werken met klank. Op een moment dat alle drie hun eigen muzikale taal en technische mogelijkheden al ver ontwikkeld hadden, ontmoetten zij elkaar ter gelegenheid van een concert in Parijs. Het trio vond elkaar meteen in een muziek van ademen, ritselen, leegte, fluitende lucht, gerinkel en wrijvende metalen; een muziek bij momenten fragiel of juist snijdend, onderhouden door een vibrerende klankstroom.

Martin Tétreault
Martin Tétreault (Montréal), is turntablist en heeft een achtergrond in de visuele kunst.
Sinds 1985 gebruikt hij de turntable als zijn instrument. In het begin bespeelde hij nog LP’s als klankbron, nu werkt hij met de klanken van de draaitafel zelf: de motor, interferentie- en parasietklanken. Hij zoekt nieuwe klanken door zijn draaitafel te bewerken, te modifiëren, dooreen te schudden.

Ignaz Schick
Ignaz Schick (Berlijn) werkt als turntablist, geluidskunstenaar, performer en componist.
Hij startte als saxofonist in the free jazz scene. Ondertussen bestudeerde en bespeelde hij een variatie aan turntable set-ups en distilleerde hieruit een unieke benadering van het medium. Hij gebruikt geen LP’s, maar wel objecten uit metaal, plastiek, papier, hout. Een condensatormicrofoon zet de vibraties om in geluidsgolven.
Website : www.zangimusic.de

Olivier Toulemonde
Olivier Toulemonde, saxofonist van opleiding, wijdt zich aan electro-akoustische muziek en improvisatie sinds 1994. In datzelfde jaar richtte hij mee het Collectif Ishtar (Bourg-en-Bresse) op. Hij begon aan zijn eerste stukken musique concrète in de studio Collectif & Cie (Annecy).
Hij beoefent de improvisatie in zijn meest vrije vorm met in zijn werk een sterke band met het luisteren, klankonderzoek en projectie in de ruimte. Hij speelt met klankobjecten (keukeninstrumenten, plastieken bekers, polystyreneblokken, knikkers, plateaus, CB-antennes, veren, …). Daarnaast werkt hij ook met een dispositief samengesteld uit lange veren (gemaakt door Les Ressorts de Roubaix) en opgespannen draden. Het geheel is versterkt met contactmicrofoons, om te werken op de resonantie van het metaal. Hij maakt ook klankopnames voor concerten, radio of video.
Website : olivier.toulemonde.free.fr

Christine Sehnaoui
Christine Sehnaoui (altsaxofoon), van libanese origine, is geboren in Parijs in 1978. Na het ontdekken van impromuziek zo’n tien jaar geleden, wijdt ze zich aan het spelen van altsaxofoon en klankexperiment in het algemeen. Ze begon zowel te spelen in orkesten als Motorchestra en Ivraie (in residentie in Instants Chavirés, Parijs) als in diverse formaties rond vrije impro.
Haar voornaamste muzikale partners zijn Stéphane Rives, Quentin Dubost, Agnès Palier, Sebastien Bouhana, Mazen Kerbaj. Ook heeft ze samenwerkingen lopen in het dansmilieu en recent doet ze onderzoek naar muzikale pedagogie. Daarnaast is ze sinds 2001 betrokken bij de organisatie van het jaarlijkse improfestival Irtijal (van MILL, Musique improvisée libre au Liban) in haar land van origine.
Naast haar muzikale activiteiten werkt Christine Sehnaoui ook in het veld van de experimentele cinema, meer specifiek voor het onafhankelijke label LOWAVE.
Website : www.myspace.com/christinesehnaoui

Mathias Forge
Mathias Forge is impromuzikant en speelt regelmatig met Cyril Epinat, Emilie Borgo (Skratroum), Xavier Saïki (Sapiens) et Quentin Dubost. Hij speelt trombone, transistoren en piano, werkt ook samen met dansers, schilders, dichters en skaters. Ook componeert hij graag muziek (cfr. La Baskour, Quatuor MONK, Quatuor PLI) of doorkruist hij straten en publieke plekken met Les Arcancdiers of Cie Jeanne Simone. Daarnaast organiseert hij regelmatig events rond improvisatie in thuisbasis Roannais (MICRO, Musique Improvisée en Côte Roannaise).
Website : www.uneportedansledos.com

Tijd en plaats van het gebeuren :

Olivier Toulemonde, Christine Sehnaoui & Mathias Forge / Ignaz Schick & Martin Tetreault
Zondag 1 februari 2009 om 20.30 u
Q-O2 werkplaats

Washuisstraat 28
1000 Brussel

Meer info : www.q-o2.be

Klank in Beeld : driedaagse stage voor (jong)volwassenen in Leuven

George De Decker Tijdens de Krokusvakantie organiseert MATRIX een driedaagse workshop filmmuziek voor (jong)volwassenen. Een laptop, een microfoon en veel fantasie. Meer heb je niet nodig om muziek te maken bij een (stomme) film.
Film-, televisie- en theatercomponist George De Decker maakt je wegwijs in enkele vrij eenvoudige technieken om klanken op te nemen, te bewerken en er een échte klankband mee te maken. Ga zelf op zoek naar fascinerende klanken en wordt drie dagen lang componist van je eigen filmmuziek!

Klank in Beeld – Driedaagse stage voor (jong)volwassenen (16+)
Maandag 23, dinsdag 24 en woensdag 25 februari 2009, telkens van 10.00 tot 17.00 u

MATRIX
Minderbroederstraat 48,
3000 Leuven
Deelname in de kosten: 40 €

Zelf meebrengen: laptop (evt. met eenvoudig audioprogramma, bvb. Garage Band), enkele voorwerpen waar je geluid mee kan maken (bvb. speelgoed, maar ook papier, glas …), koptelefoon, evt. digitaal opname-apparaatje.

Deze workshop wordt aangeboden door MATRIX, het Leuvense centrum voor nieuwe muziek [documentatie en educatie]. Het organiseren van educatieve activiteiten is een belangrijke missie van MATRIX. Via deze workshops willen we amateurs de kans geven om op heel natuurlijke wijze hun muzikale horizonten te verruimen.
Info & inschrijvingen: Rebecca Diependaele : edu@matrix-new-music.be

MATRIX : www.matrix-new-music.be
George De Decker : www.georgededecker.be

Pitié ! Het ultieme offer van Les Ballets C. de la B.

Pitié! Regisseur Alain Platel en componist Fabrizio Cassol, die samen tekenden voor het prachtige ‘vsprs’ (2006), baseren hun nieuwe productie op de ‘Mattheuspassie‘. Dit meesterwerk van Bach zet het lijdensverhaal van Christus om in sublieme muziek. Het is muziek waar je eigenlijk niet kan of mag aan raken. Cassol ‘bewerkt dan ook niet zomaar Bach. Hij schrijft een nieuw verhaal. ‘pitié !’ volgt niet slaafs de evangelist Mattheus, noch de poëtische bewerking van Bachs eigen librettist. Cassol focust op de pijn van een moeder (een onbestaande rol in de originele ‘Mattheuspassie’), in relatie tot het onvermijdelijk offer van haar nageslacht, waarbij de rol van Christus hier wordt vertaald naar twee zusterzielen met een gemeenschappelijk lot. Deze keuze geeft zin en richting aan de compositie.

De ‘Mattheuspassie’ gaat vooral over het ultieme offer dat men kan brengen: zichzelf. Het lijkt belachelijk hier en nu de vraag te stellen voor wie of wat men bereid zou zijn het eigen leven op te offeren. Toch is het een vraag die Platel wil voorleggen aan de groep dansers waarmee hij de ‘bastaarddans waar hij een patent op heeft, verder wil uitwerken. Een dansvorm die, voortbouwend op de ervaring van ‘vsprs’, zoekt naar de fysieke vertaling van té grote gevoelens en streeft naar iets wat het individuele overstijgt.
Pitié!
ging in première op 14 september 2008 tijdens het Festival van Vlaanderen Gent en was begin december ook te zien op het Next Festival in Kortrijk.

Fabrizio Cassol over pitié!
De muziekpartituur van pitié! is ontstaan in nauwe samenspraak met Alain Platel. Onze eerdere gezamenlijke projecten hadden ons wederzijds begrip en vertrouwen al versterkt, waardoor ik kon vooruitlopen op wat hij zou gaan doen. Dat was anders dan bij vsprs, waarin de muziek tegelijk met de dans tot stand kwam. Tijdens de tournee van vsprs was ik al druk bezig met dit werk, maar ook daarna, op reis in Afrika, India en China. Voor mij is het belangrijk dat deze muziek niet louter westers ‘klinkt’ of – wat Bach betreft – niet uitsluitend protestants. Ze moet in deze context ‘universeler’ zijn. De lange gesprekken met Alain gaan over alle mogelijke details die men zich kan inbeelden, maar altijd met de bedoeling de emotie de vrije loop te laten. In dat opzicht apprecieer ik enorm zijn instinctief begrip van wat een of andere klank uitdrukt. Hij heeft mij vaak instinctief sleutels aangereikt voor de muziek. De ouverture van de Mattheuspassie, bijvoorbeeld, was iets waaraan ik niet durfde raken, maar dankzij hem heb ik een reden gevonden om het toch te doen. Of om O Mensch! te gebruiken, terwijl ik niet veel aandacht besteed had aan het belang ervan in de dramaturgische ontwikkeling. Je zou kunnen zeggen dat zijn intuïties als het ware spreken doorheen deze bewerking, dat deze muziek in zekere zin van hem is. De essentie van deze voorstelling berust op Alains sterk humanisme; hij heeft een grote capaciteit om mededogen te voelen. Ik was dus van meet af aan benieuwd hoe hij zo’n onderwerp zou aanpakken.

Driehoek
Als je de Mattheuspassie aanpakt, dan is één van de eerste vragen die zich opdringt: houden we rekening met de vertelling of niet? In dit geval was het meteen duidelijk dat Alain op één of andere manier dat verhaal wilde behouden. De volgende vraag die zich stelt is dan: wat doen we dan met de Christus? Wie moet dat doen? Voor mij bood zich een mogelijkheid aan toen ik Serge Kakudji leerde kennen in Kinshasa dankzij Jan Goossens, artistiek directeur van KVS, en de sopraan Laura Claycomb. Zij hadden Serge leren kennen via Dinozord, een productie van de Congolese choreograaf Faustin Linyekula. Hij was toen 17 en autodidact. Laura zag het potentieel en zocht op verschillende manieren naar bevestiging. Ze heeft er mee voor gezorgd dat Serge in België aan een opleiding begonnen is. Ik heb haar plechtig moeten beloven dat ik geen noot te veel zou schrijven voor hem om zijn ontwikkeling als zanger niet te hypothekeren. Serge zit op de wip tussen zijn Afrikaanse cultuur en de Westerse die hij zich aan het toeëigenen is. Het is precies die ‘entre-deux die ook Alain zo sterk interesseert. Om zijn rol als ‘Christus te verlichten, ontdubbelde ik de rol. Ik bediende mij daarbij van een bepaalde esoterische visie die zegt dat de Christus twee zielen is: een mannelijke en een vrouwelijke. Tegenover de Christus plaatste ik een moederfiguur. Ik weet zelf niet zeker waar dat vandaan komt. De moeder is niet aanwezig in de Passie van Bach. Ik zie twee aanknopingspunten voor die driehoek. Eén ervan is vrij anekdotisch. Op tournee met vsprs stootte ik in een hotelkamer op een film die ik absoluut niet had willen zien: The Passion van Mel Gibson. In de kruisigingsscène die ik te zien kreeg, zijn Maria en Maria Magdalena prominent aanwezig. Dat is allicht blijven hangen. Een ander gegeven is de driehoek uit vsprs tussen de sopraan en twee dansers op Nigra Sum. Ik zag dat altijd als een moeder met twee kinderen- zusterzielen. Als uitgangspunt creëerde ik dus een schema waarbij ik drie figuren overhield, uiteraard in dialoog met Alain. De zusterzielen hebben zich gaandeweg verzelfstandigd tot een ‘Jezus en een ‘Maria Magdalena. Maar het één sluit het ander niet uit; ook in de liefde is men gezegend als men een zusterziel vindt.

Opnames
Vanaf het moment dat de driehoek van de zangrollen in de steigers stond, kon ik beginnen werken. Ik had dat absoluut nodig om niet verloren te lopen in de duizenden mogelijkheden en de keuzes die zich opdringen. Die beginconstructie liet toe om vooruitgang te boeken met de muziek zonder Alain te veel vast te zetten. Met vsprs ontstond de bewerking van de Mariavespers van Monteverdi tijdens de dansrepetities; muziek en dans ontstonden simultaan. Dat was nu onmogelijk. De gegevens waren dermate complex dat Alain de muzikale voorstellen nodig had bij het begin van de repetities met de dansers. Met de muziek van Monteverdi heb je sowieso een grotere vrijheid; je kan bijvoorbeeld makkelijk de volgorde omgooien. Bach is delicater om te behandelen want preciezer op emotioneel vlak. Om het werkbaar te maken, heb ik voor Alain en de dansers opnames gemaakt die geen weerslag waren van samenspel of samenzang – daar waren we gewoon nog niet aan toe. Die opnames werden in de studio bijeengesmeed uit opnames van afzonderlijke instrumenten en stemmen. Dat vroeg telkens uren puzzelwerk. Maar het gaf een idee van waar het live naartoe zou kunnen gaan.

Erbarme dich
In grote lijnen zijn er drie manieren waarop men doorgaans met de muziek van Bach omgaat. Men kan een nieuwe barokke versie scheppen. Daarvoor moet je bij iemand als Nicolas Harnoncourt zijn, maar dat moet je niet aan mij vragen. Of men benadrukt de ‘verstandige kant van de muziek en trekt die cerebrale lijn door naar hedendaagse muziek. Of men voegt er iets aan toe: een Afrikaanse instrumentarium bijvoorbeeld. Wat Alain en mij interesseerde was iets anders. Wij wilden een actuele muzikale context creëren waarbinnen de muziek van Bach kan terechtkomen zoals het woord van Christus ooit gearriveerd is in een context waaraan dat woord vreemd was, waarbinnen het als ‘nieuw klonk. Eerst heb ik Erbarme dich bewerkt. Dat vertegenwoordigt bij uitstek het mysterie van de Passie, en bovendien had Alain het al eerder gebruikt aan het eind van Iets op Bach. Als ik met Erbarme dich tot een bevredigend resultaat kon komen, zou het met de rest ook wel lukken. Er zijn melodieën die ik veranderd heb, maar aan de melodie van Erbarme dich kon ik niets wijzigen. Mijn uitgangspunt was dat elk van de dr
ie rollen om erbarmen moest kunnen vragen, dat het driestemmig moest worden. Daarnaast creëerde ik een Afrikaanse context met invloeden uit Mali en uit andere muzikale tradities die bepalend waren voor mijn muzikale benadering. Met dat ‘andere bedoel ik in eerste instantie een culturele context die anders is dan de christelijk- protestantse grond waar Bach uit ontstaan is. Liever dan van Bach te vertrekken, wil ik dat men erbij uitkomt. Dat hij ergens in binnenkomt. Zo ook aan het einde. Dan spelen we Bach zonder meer, tenminste in een arrangement waarin we de oorspronkelijke veelstemmigheid omzetten naar onze zeven melodische instrumenten. De keuzes voor bepaalde fragmenten uit de Passie zijn gebaseerd op de teksten. Met de drie rollen in het achterhoofd, onderzochten we hoe we de vertelling toch konden omspannen. Ik heb eerst op teksten gewerkt, zonder te kijken naar wie wat zegt in het originele libretto. Maar ook zonder al te veel vast te hangen aan wie welke tekst kon zeggen; ik wilde geen al te strakke personages creëren. Zo kwam ik tot veertien tableaus die enerzijds het verhaal ondersteunden en anderzijds toch poëtisch (en vrij) genoeg waren. Van die veertien is er één niet gebruikt: het Laatste Avondmaal, antidans bij uitstek. Maar het Laatste Avondmaal is op andere manieren aanwezig in de voorstelling: door de tafel, of in de vorm van laatste uitspraken van ter dood veroordeelden die de dansers door de microfoons fluisteren. Voor mij kwam de hele bewerking erop neer een verbinding te maken tussen Alain en Bach.

Zang(ers)
De rolbezetting met Serge Kakudji en met telkens drie stemmen voor de twee vrouwenrollen, vertoont een grote verscheidenheid aan stijlen en tradities. Ik wilde geen homogene cast van barokstemmen voor het vocale ensemble. Ik wil stemmen die kunnen vibreren, dat is men in de barok niet gewend. Ik wil verschillende kwaliteiten die zich laten mixen: opera, barok, Afrikaans, hedendaags. De zangers zijn dus extreem verschillend onderling, en het zijn allemaal ‘karakters maar ze laten zich mengen. Alain is daar ook gevoelig voor, zonder dat meteen te kunnen benoemen in muzikale termen. Vergeet ook Magic Malik niet als zanger. Dat is echt een moderne ziel, die alles in zich verenigt: geschreven muziek en niet uitgeschreven tradities, westers en afrikaans, mysterieus en natuurlijk. Hij kan iets langs verschillende kanten benaderen, en er toch één ding van maken. De zang van dansers en orkest , zoals in het koraal O haupt of de gospel bij O süsses Kreuz, dat zijn voor mij de stemmen van het gewone volk dat tussenkomt. Dat is verbonden met de misviering die de Passie ook is. Vandaar is het maar één stap naar het collectieve zingen.

Orkest
Aka Moon en Magic Malik en Serge Kakudji zijn de vaste componenten van het orkest – dat zorgt voor stabiliteit. De rest roteert. Ook bij hen zijn verschillende kleuren aanwezig, zoals een vrouwelijke trompet wat voor mij staat voor ‘intuïtie. Alle muzikanten hebben ervaring met improvisatie. Ook al wordt er weinig geïmproviseerd, dat geeft toch een andere relatie met geschreven muziek. Ook hier zijn de persoonlijkheden belangrijk. Dat merk je bij de solos. Na Erbarme dich, dat aanvoelt als een soort vervulling, kan je niet meer met de klank van een groot orkest komen. Je hebt leegte nodig. Maar de solo is hier geen teken van eenzaamheid, hij is meervoudig als van een compleet orkest.

Recitatieven
De recitatieven zijn voor mij zeer fascinerend. Hoe Bach ze hanteert om iets mee te delen, dat is ongelooflijk. Alain had daar in het begin niet zoveel affiniteit mee – hij hield meer van de grote arias. Dat is begrijpelijk, want met die arias zit je in de extase. In de recitatieven zit je in het discours. Maar ik heb simpele voorstellen gedaan. Soms heb ik een recitatief behandeld als een liedje. Ook heb ik hier en daar stukken tekst uit verschillende recitatieven bijeengepakt, zonder dat die noodzakelijkerwijze op elkaar antwoorden. Maar ik deed het omdat ik nood had aan die vertelling, al was het soms maar met één zin. Vanaf Erbarme dich wordt de muzikale wereld van Bach meer en meer verlaten maar de woorden konden niet achterwege blijven. Die recitatieven, zeker in een dansvoorstelling, dwingen je op één of andere manier om na te denken over taal. pitié! is voor mij een versie van de Passie. Zelfs als je de muziek zou weghalen, blijft het een versie van de Passie. De dans op zich draagt de vertelling. De zangers zijn de hele tijd op de scène, samen met de dansers. We schuren tegen de opera aan. Dat maakt het voor Alain ook veel complexer dan vsprs. Het is een geweldige uitdaging.

Tijd en plaats van het gebeuren :

Fabrizio Cassol / Les Ballets C. de la B. / Alain Platel : Pitié!
Zaterdag 31 januari 2009 om 20.00 u
Concertgebouw Brugge
(Inleiding door Gloria Carlier om 19.15 u)
’t Zand 34
8000 Brugge

Meer info : www.concertgebouw.be en www.lesballetscdela.be
——————–
Zaterdag 23 mei 2009 om 20.15 u
De Warande

Warandestraat 42
2300 Turnhout

Meer info : www.warande.be en www.lesballetscdela.be
——————–
Dinsdag 26 mei 2009 om 20.00 u
Stadsschouwburg Leuven

Bondgenotenlaan 21
3000 Leuven

Meer info : www.30cc.be en www.lesballetscdela.be

Elders op Oorgetuige :
Pitié! Nieuwste dansproductie van Alain Platel en Fabrizio Cassol in première, 12/09/2008

Bron : Interview met Fabrizio Cassol, Hildegard De Vuyst op www.lesballetscdela.be, augustus 2008

Bekijk alvast dit korte fragment uit ‘pitié!’ (Youtube, 6/11/2008, 1’20”)

[youtube=http://www.youtube.com/watch?v=m44zLklrWTE&w=425&h=344]

Schaduwklanken : Salvatore Sciarrino en Wim Henderickx

Wim Henderickx & Salvatore Sciarrino De zoektocht naar de muzikale weergave van licht en duisternis is in de westerse muziekgeschiedenis steeds een constante geweest: van het gregoriaanse melismatische ‘fiat lux,over de barokke clair obscur-technieken, die zowel in de beeldende kunst als in de muziek een expressieve revolutie ontketenden, die vandaag nog steeds nazindert. Het HERMESensemble zoekt in dit concert naar de actuele klank van donker en licht aan de hand van het oeuvre van Salvatore Sciarrino en Wim Henderickx.

Salvatore Sciarrino, Italiës meest vooraanstaande hedendaagse componist, is geobsedeerd door de begrenzingen van klank. Hij creëert stukken in een geheimzinnig universum waarin muziek, stilte en lawaai elkaar ontmoeten. Daarbij zoekt hij eigenzinnig aansluiting bij de compositiestijl van barokke meesters als Carlo Gesualdo en Nicolo Paganini. Sciarrino, graficus van opleiding, toont zich met zijn Introduzione all’oscuro (inleiding op de duisternis) vooral geïnteresseerd in de hedendaagse muzikale mogelijkheden van het clair obscur.

Salvatore Sciarrino over Introduzione all’oscuro : ” Meestal gaat een ‘inleiding’ aan een tekst vooraf en kondigt die bepaalde elementen aan. Een inleiding kan ook de aard van de tekst suggereren of tegenspreken. Bij Introduzione all’oscuro (inleiding op het duister) betekent ‘inleiding’ niets anders dan ‘wachten’.
Het is een moment in onze muzikale logica, de manier waarop we de overgang van de ene naar de andere gedachte maken, waarop we de brug slaan tussen die gedachten. Beeld je een reeks momenten van spanning en rust in. Vervolgens worden die weggelaten, zonder nochtans afbreuk te doen aan de opbouw en samenhang van het muzikale discours. Het resultaat is een vorm van permanente en eindeloze angst.
In Introduzione all’oscuro is de imitatie onmiskenbaar. Of liever, het teruggrijpen naar sommige ‘levensgeluiden’ uit het binnenste van de mens. Een soort van objectivering of stille dramaturgie van het hart en de ademhaling. De muziek wil de begrippen afwezigheid en aanwezigheid omdraaien door hen in iets ‘spectraals’ te veranderen. Wat we observeren, horen we niet. Er rest enkel een blinde en sombere beweging in de versnelling en de vertraging van ritmische stuwingen. Een beangstigende sfeer waarvoor de ‘externe’ psychologische motivatie zich afschermt.
Het zijn vage herinneringen aan aftelrijmpjes of flarden, gered uit de werkelijkheid. Ze vertonen zich niet alleen met de magische onverschilligheid van de gewoonte maar als een verhelderende verschijning.” (*)

Wim Henderickx (1962), in 2009 componist in residentie bij het HERMESensemble, refereert in zijn benadering van licht en duisternis aan niet-westerse tradities. Disappearing in Light (Belgische creatie) bestaat uit drie hoofddelen: Darkness, Meditation en Light en twee interludes. De interludes zijn zelf geconstrueerde mantra’s; de eerste interlude is eerder ritmisch, de tweede eerder melodieus. Het werk werd oorspronkelijk gecomponeerd voor uitvoering in de locaties van Axel Vervoordt in het Kanaal te Wijnegem. De ruimtelijke opstelling van de musici is zeer belangrijk. Ook de belichting speelt een sleutelrol : deel 1 speelt zich af in het donker met enkel de musici belicht, deel 2 in het half-donker en deel 3 helemaal belicht. De compositie is gebaseerd op de tantrische modus, van waaruit reeksen geconstrueerd worden die de basis vormen voor het melodische en harmonische materiaal van het werk. Op ritmisch vlak koos Henderickx voor een dualiteit tussen exacte tijdsaanduiding en een vrijere benadering.

De composities van Henderickx zijn sterk beïnvloed door de traditionele Indische muziek. Karin Defleyt, fluitiste van HERMESensemble, bestudeert al jaren de Zuid-Indische traditie (karnatische fluit), en zoekt aansluiting bij Henderickx’ idioom met een uitvoering van de devotionele ‘kriti’ Sita Pathi van Tyagaraja. Het is een werk in acht tellen (‘adi tala’) en de gebruikte raga heet ‘kamboji ragam’.

Programma :

  • Salvatore Sciarrino, Introduzione all’oscuro
  • Wim Henderickx, Disappearing in Light

Tijd en plaats van het gebeuren :

HERMESensemble : Schaduwklanken
Zondag 1 februari 2009 om 15.00 u

AMUZ
Kammenstraat 81
2000 Antwerpen

Meer info : www.amuz.be en www.hermesensemble.be

Extra :
Salvatore Sciarrino op brahms.ircam.fr en www.arsmusica.be (*)
Wim Henderickx : www.wimhenderickx.com en www.matrix-new-music.be

Audio :
Sciarrino in De Nacht: Nieuwe muziek, Concertzender, 17 april 2007

Video :
Salvatore Sciarrino op www.youtube.com

Elders op Oorgetuige :
Disappearing in Light : HERMESensemble creëert vijfde deel van Wim Henderickx’ Tantric Cycle, 24/06/2008
De schaduwklanken van Salvatore Sciarrino, 15/02/2008

Aykut Dursen & Yves Sonderheim laten witte doek exploderen in OFFoff

OFFoff besluit deze koude wintermaand met het exploderende witte doek: op vrijdag 30 januari experimenteert solist Aykut Dursen op contrabas bij cinematics van Yves Sonderheim. Een nieuwe editie van het cross-over concept van Dany Deprez, waarbij een solo-muzikant improviseert bij een experimentele film die hij voor de eerste keer ziet: muziek en beeldtaal worden volledig los van elkaar opgeroepen om ze dan te laten interageren. Gedurende twee jaar reeds bouwt OFFoff aan een eigen artistiek patrimonium door dit uitdagend vormprincipe consequent te verkennen: in de eerste plaats met het verkennen van verschillende muzikale tradities en culturen, maar ook door het principe van solo-improvisatie bij het onverwachte experimentele beeld uit te breiden naar dans en woord-performance. Het doel is niet gewoon de explosie van het zilveren scherm, maar vooral het tastbaar maken van de kleine laagjes van het beeld.

Aykut Dursen is naast contraba, consist, ook jazz muzikant. Hij speelt verder de Ottomaanse tambour en de yayla tambour. Kortom, hij is een begenadigd poly-instrumentalist.  Hij studeerde aan de conservatoria van Ankara en Wenen. Zijn dubbele achtergrond – Westers en Oosters – en vooral zijn perfecte kennis van de melodische en ritmische subtiliteiten en de verschillende maqams (modaliteiten) van de Turks-Arabische klassiekers, maken van hem de perfecte artiest voor wie het rijke repertorium wil leren kennen van Turkije, de Maghreb en het Nabije Oosten. 

Yves Sonderheim (Keulen, 1984) behaalde het diploma ‘Gesellenbrief Pianobauer und Stimmer’ van de Oscar Walcker Schule. Hij werkte mee aan de opnames van verscheidene tv-programma’s en stemde de piano’s voor Sioen en Zita Swoon. Ondertussen studeert hij film aan de koninklijke Academie voor Schone Kunsten (KASK). De film van deze avond is een montage van super 8 film. 

Tijd en plaats van het gebeuren :

OFFoff cross-over: Aykut Dursen/Yves Sonderheim
Vrijdag 30 januari 2009 om 20.30 u
Art Cinema OffOff

Begijnhof Ter Hoye
Lange Violettestraat 237
9000 Gent

Meer info : www.offoff.be

Philippe Herreweghe in religieus Stravinskyconcert

Igor Stravinsky deFilharmonie en Collegium Vocale Gent slaan de handen in elkaar voor een ontmoeting met de religieuze Stravinsky. De Russische componist groeide zelf op binnen het orthodoxe geloof en was er ook op latere leeftijd nog een fervent aanhanger van. Religieuze composities vormen daardoor zeker geen uitzondering binnen zijn oeuvre. Toch wist hij vriend en vijand te verbazen met religieuze werken die geïnspireerd zijn door het katholieke geloof. Zijn Mass uit 1948 creëerde voor Stravinsky de mogelijkheid om een compositie te schrijven die in de kerk kon worden uitgevoerd, iets wat binnen de orthodoxe kerk niet mogelijk was. De psalmen liggen aan de basis van de Symphonie de psaumes. Met een arrangement van Bachs “Vom Himmel hoch da komm’ ich her” en van enkele madrigalen van de 16de-eeuwse componist Carlo Gesualdo vermengt Stravinsky de traditie met zijn eigen stijl en visie.

Igor Stravinsky (1882-1971) is een van de meest invloedrijke componisten uit de recentere muziekgeschiedenis is. In vergelijking met collega’s als Schönberg, Webern, Boulez en Cage die een ‘hermetischer’ taalgebruik hanteerden, is er geen andere componist uit de twintigste eeuw die zich zo helder en puur heeft uitgedrukt. Zijn verscheidenheid, veelzijdigheid en de continue stijlmetamorfose leidden tot grote controversen en heftige schandalen. Begonnen in de stijl van de Russische laatromantiek, ontwikkelde hij vanaf ‘L’oiseau de feu’ (1910) een eigen Russische muziek waarbij hij gebruik maakt van volksmelodieën zonder in een oppervlakkig folklorisme te vervallen. Kenmerkend zijn een doorgedreven vitaliteit van het ritme en een doorgedreven dissonantie. Toch blijft de tonaliteit, ondanks de toenemende complexiteit in de harmonie, als basis gehandhaafd. Hoogtepunt uit deze periode is ‘Le sacre du printemps’ dat hij in 1913 in Parijs voor Diaghilevs ‘Ballets Russes’ schreef. Door de rijke orkestrale kleur, de schijnbaar eenvoudige melodielijnen, de scherpe harmonieën en bovenal de autonome, krachtige ritmiek, breekt Stravinsky met zijn tijdgenoten en ontwikkelt een geheel eigen stijl. Kort daarop doen ook de jazzinvloeden hun intrede in de werken die in Zwitserland ontstaan. Met ‘Pulcinella’, dat op 15 mei 1920 in de Opéra van Parijs in première gaat, wordt een totaal nieuw tijdperk ingeluid: Stravinsky keert zich af van zijn Russische verleden en zoekt aansluiting bij het Westerse muzikale verleden. De Weense klassieken, de barok, de renaissance en de 19de eeuw dienen als het vertrekpunt voor de werken uit zijn ‘neoclassicistische’ periode (1920-1951). Stravinsky’s aandacht richt zich daarbij vooral op de historische vormen en structuren en de daarmee verbonden luisterconventies, waarmee een dikwijls geestrijk spel wordt gespeeld. Kenmerkend is tevens zijn nieuwe toepassing van de tonaliteit, die volledig wordt losgekoppeld van de traditionele functionele harmonieleer. De opera ‘The rake’s progress’ (1951) vormt het briljante sluitstuk en tevens de synthese van deze periode.

Stravinsky’s neoclassisisme, ondervond zeer grote tegenstand en werd fel bekritiseerd, maar vond in niet minder dat Béla Bartók een geëngageerde en competente verdediger. “De opvatting van velen dat Stravinsky’s neoklassieke stijl gebaseerd is op Bach, Händel of andere componisten uit die tijd, is oppervlakkig. Hij bestudeert slechts het materiaal uit deze periode; de stijl, de modellen die Bach, Händel en anderen gebruikten. Stravinsky verwerkt dit materiaal op geheel eigen wijze; arrangeert en transformeert het naar eigen goeddunken en ontwikkelt zo een nieuwe individuele stijl”, aldus Bartók. (*)

Nadien evolueert hij naar geleidelijk aan naar een veralgemeend serialisme, al blijven in Stravinsky’s twaalftoonsreeksen steeds tonale relaties aanwezig als gevolg van een primair op de samenklank gericht componeren. Mede door zijn karakteristieke behandeling van het ritme en een kristalheldere instrumentatie blijft het werk in deze laatste periode niet minder typerend voor Stravinsky dan zijn composities van daarvoor. In de drie perioden die hij als componist doorloopt – de Russsische, de neoklassieke en de seriële – effent hij de weg voor de volgende generaties tot vandaag.

Monumentum pro Gesualdo di Venosa ad CD annum (1960)
Dat Stravinsky in zijn neoklassieke plundertocht vroeg of laat op het oeuvre van de zestiende-eeuwse componist Carlo Gesualdo zou stoten, was te voorspellen. Hij zag wel iets in de knarsende melodielijnen en de intense expressie die Gesualdo’s renaissancemuziek zo uniek maakten. In plaats van diens muziek te parafraseren, betuigde Stravinski zijn oudere collega alle eer door drie van diens madrigalen respectvol te orkestreren. Het resultaat is een weinig gehoord, maar kunstig drieluikje, waarin Stravinsky de blazers met alle eer laat lopen.

Programma :

  • Igor Stravinsky (1882-1971)
    – Monumentum pro Gesualdo di Venosa
    – Missa (1948)
    – Symphony of Psalms (1930)
  • J.S. Bach / Igor Stravinsky
    Choral-Variationen über ‘Vom Himmel hoch’

Tijd en plaats van het gebeuren :

deFilharmonie & Collegium Vocale Gent : Stravinsky
Donderdag 29 januari 2009 om 20.00 u
(Inleiding door Leen Van Den Dries om 19.30 u )
Bozar – Henry Le Boeufzaal

Ravensteinstraat 23
1000 Brussel

Meer info : www.bozar.be, www.defilharmonie.be en www.collegiumvocale.com
———————
Zaterdag 31 januari 2009 om 20.00 u (Inleiding door Tom Janssens om 19.15 u)
deSingel – Blauwe zaal
Desguinlei 25
2018 Antwerpen

Meer info : www.desingel.be, www.defilharmonie.be en www.collegiumvocale.com
———————
Zondag 1 februari 2009 om 20.00 u (Inleiding door Tom Janssens om 19.15 u)
Concertgebouw Brugge
’t Zand 34
8000 Brugge

Meer info : www.concertgebouw.be, www.defilharmonie.be en www.collegiumvocale.com

Extra :
(*) Stravinsky – Symfonie voor blazers (www.itoa.nl/pso/)
Igor Stravinsky op nl.wikipedia.org
Igor Stravinsky : graag geziene gast van de muziekindustrie op www.musicalifeiten.nl

Elders op Oorgetuige :
Concertgebouw en deSingel focussen op Stravinsky, 6/10/2008

Duitse accordeoniste Eva Zöllner te gast in Logos

Eva Zöllner Met haar veelzijdige programma ‘On the Sense of the Fantastic‘ gaat de Duitse accordeoniste Eva Zöllner de concertzalen van de wereld af. Ze laat de sonore rijkdom van accordeon en electronics uitgebreid aan bod komen in het werk van o.a. Joao Pedro Oliveira, Antti Sakari Saario en Carole Chargueron.

Het kan verkeren… uitgerekend een instrument dat tot volle ontwikkeling kwam in bistros, thé dansants en café’s en al te vaak geassocieerd wordt met allesbehalve ernstige muziek, wordt in de twintigste eeuw plots een hip medium voor vertolkers van hedendaags klassiek werk. Misschien net omdat de accordeon zo’n jong instrument is en er dus geen overschot aan repertoire voor bestaat (waar violen en piano’s als dusdanig kunnen op beroepen), lag deze wending des te sterker voor de hand. Guy Klucevsek, Nils Lofgren, Pauline Oliveiros en Teodoro Anzellotti zijn maar enkelen die de accordeon een plaats hebben gegeven in de ernstige muziek.

Donderdag krijgt Logos Eva Zöllner over de vloer. Deze grande dame van de hedendaagse accordeonmuziek werd geboren in Duitsland in 1978. Ze kreeg een klassieke opleiding aan de muziekacademie van Keulen en trok nadien naar Kopenhagen om zich aan het Koninklijk Deens Conservatorium te vervolmaken bij Geir Draugsvoll. Reeds in een vroeg stadium besloot ze zich volledig aan hedendaagse muziek te wijden, akoestisch of in combinatie met elektronika. Tot op heden heeft ze een indrukwekkend palmares bijeengespeeld, met optredens in Europa, Canada, USA, Japan en Mexico. Zöllner is een veelgevraagd gastartieste en verleende reeds haar medewerking aan ensembles als MusikFabrik, Athelas Sinfonietta Copenhagen, Ensemble Modern, Birmingham Contemporary Music Group en orkesten zoals het Beethoven Orkest van Bonn en The Royal Opera House in London. Componisten van over de hele wereld hebben stukken voor haar geschreven, en niet minder dan 70 nieuwe werken werden door haar in première gebracht. Ze hecht daarbij sterk aan een nauwe samenwerking met de componist in kwestie. Zo passeerden eerder al Thomas Adès, Earle Brown, Sidney Corbett, Moritz Eggert en Mauricio Kagel de revue. Voor 2009 staat haar debuut – cd gepland met nieuw werk van Mexicaanse componisten.

Programma :

  • Juan José Bárcenas (1982, Mexico), On the sense of the fantastic…(2007)
  • Carole Chargueron (1966, Frankrijk), Endémico (2007)
  • Joao Pedro Oliveira (1959, Portugal), l’Accordeon du Diable (2006)
  • Antti Sakari Saario (1974, Finland / Uk), Nomadische Luftspiegelung für Eva (2008)
  • Gordon Kampe (1976, Duitsland), Das Barcklay – Syndrom oder der rote Kreis (2006)

Tijd en plaats van het gebeuren :

Eva Zöllner : On the Sense of the Fantastic
Donderdag 29 januari 2009 om 20.00 u
Logos Tetraëder
Bomastraat 26-28
9000 Gent

Meer info : www.logosfoundation.org en www.eva-zoellner.de

Bron : Tekst Stichting Logos

Extra :
Juan José Bárcenas : www.juanjosebarcenas.com
Joao Pedro Oliveira op www.abrsmpublishing.com
Antti Sakari Saario : www.myspace.com/anttisaario en en.wikipedia.org
Introduction to the fixed media compositions of Antti Sakari Saario op www.radiopapesse.org (pdf)
Gordon Kampe : www.gordonkampe.de en www.klassika.info

Bekijk alvast Juan José Bárcenas’ Cognitive Dissonance door Eva Zöllner (YouTube, 26/12/2008, 8’20”)

[youtube=http://www.youtube.com/watch?v=fwNcaUXjq3k&w=425&h=344]

Dubbelconcert Nadar & Ictus in Flagey en de Handelsbeurs

Simon Steen-Andersen & Gérard Grisey Een avond in twee luiken: eerst het Nadar Ensemble, dat in 2006 door jonge muzikanten uit het Conservatorium van Gent werd opgericht, met als credo te experimenteren en werk van jonge, hedendaagse componisten te ondersteunen. Voor deze avond hebben ze in de componist Simon Steen-Andersen, die ook Ictus na aan het hart ligt, een jonge, veelbelovende partner gevonden.

Vervolgens gaat Ictus het bijna mythische ‘Vortex Temporum‘ te lijf : een wisselende metamorfose van ‘boeketjes gekleurde hallucinaties’ in de ‘maalstroom van de tijd’. Vortex Temporum is gecomponeerd door Gérard Grisey van 1994 tot 1996 in Parijs, voor een sextet van fluit, klarinet, viool, altviool, cello en piano.
Vortex Temporum werd gecreëerd door het Ensemble Recherche op het Festival van Witten in 1996. Het is een veeleisend, driedelig werk voor gemengd sextet en behoort al sinds de creatie tot de iconen van de spectrale kamermuziek. Spectrale componisten beroepen zich op de boventonen die, naar analogie met het zichtbare ‘spectrum’, samen de ‘kleur’ bepalen van een muzikale klank. In hun poëtica van de metamorfose zijn het de meest troebele momenten die uitgezoomd, vergroot worden – momenten waarop het muzikale materiaal lijkt stuk te gaan, momenten waarop de huid scheurt. De heel bijzondere aanvangszin van het werk, gestolen uit Ravels ‘Daphnis et Chloé’, heeft een volmaakt minimalistisch aspect: het is een zuivere, haast neutrale vorm. Hoe neutraler het materiaal, hoe duidelijker de ontwikkeling: Griseys ideaal was een transparant project binnen het clair-obscur van timbres die zich versmelten. Dat maakt ‘Vortex Temporum’ tot een echt ‘roofdier’, een werk dat zijn toehoorder bijt, dat hem vanaf de eerste noot overmeestert.

“Als we niet leren spelen met geluid, verspelen we onszelf” is een van de bekendste uitspraken en apologen toegeschreven aan Grisey, die niet zuinig was met mooie taalverzinsels.  In Vortex Temporum  diept de componist zijn zogenaamd ‘spectrale’ zoektocht uit: een woord dat we allemaal al wel ergens opgevangen hebben en waar hij het zelf niet mee eens was, maar dat hem is opgeplakt.

De muzikale gedachte verdeelt zich over twee sporen: aan het begin wordt duidelijk gemaakt dat de noties timbre en harmonie onderling inwisselbaar zijn – ze kunnen in ieder geval eeuwig metamorfoseren. Van pure klank (horizontaal, lijnklank of puntklank) in complexe klank (vertikaal, in een akkoord). Al gauw merken we dat elke klank complex is, zelfs de klank die we puur achtten. Componeren is van complexen complexen maken. De muziek wordt bekeken als een geheel, een oneindige modulatie. Harmonie en instrumentatie zijn berekend voor een samensmelten van kleurnuances, dicht bij wat een zoektocht in elektronische muziek je kan opleveren.

Spectrale componisten hebben nergens een grotere hekel aan dan de verschillende parameters waaruit de muziek is opgebouwd te laten horen.  Het is blasfemie, een aanslag op de volatiele essentie. Ze verkiezen het idee van een continuüm. Ze sturen de compositie, ze rekenen, maar willen het geweld dat rekenen aan klank oplegt, beheersen.  Er is het verlangen, schatplichtig aan Messiaen, om timbres te verenigen in boeketten van kleurige hallucinaties. “Een noot wordt een timbre, een akkoord wordt een spectraal complex en een ritme een deining vanwaar de duur onvoorspelbaar is”.

In een tweede spoor wordt de tijd aangebracht. De timbre-noot, het complex-akkoord, het deining-ritme, het kleur-moment zijn niet alleen onthuld ten aanzien van zichzelf in hun vastheid, hun plastische schoonheid, maar zijn ondergedompeld in de aftakeling van de tijd. In de draaikolk van de tijd: dat is de Nederlandse vertaling van Vortex Temporum. Zich meester maken van complexen, ze aan de tijd onderwerpen, hun ‘drempels’ laten horen (een typisch Grisey-woord): in deze poëzie van de metamorfose krijgen de meest troebele momenten de meeste waarde, ze worden vergroot, er wordt op ingezoomd – momenten van transitie, waar het muzikale materiaal beschadigd lijkt, waar de huid scheurt.  Daar komt de heldere en doodeenvoudige definitie van het spectralisme door Hugues Dufour vandaan: “Spectralisme is distorsie”.

In Vortex laat Grisey de afdruk van de tijd op het muzikale beginmateriaal voelen, meer nog omdat hij met ‘archetypes’ of ‘clichés’ werkt. Het begin van het werk is zeer bijzonder: een kleine arpeggio die stijgt en daalt, gestolen van Daphnis et Chloé van Ravel, en heeft een zeer minimalistisch karakter in de zin van beeldende kunst. Het is een zuivere, bijna een neutrale vorm. Hoe neutraler het materiaal, hoe efficiënter het proces: dat was wat Grisey op dat moment dacht, een ideaal van een transparant proces temidden van het clair-obscur van versmeltende timbres. Een technisch detail, een geniaal idee: vier noten op de piano, niet meer dan vier, in dissonantie met een noot een kwarttoon lager. Dat is voldoende om ongewone harmonieën te creëren: het hele pianostuk lijkt gekweld, enkel en alleen door deze vier alteraties.

Programma :

  • Nadar ( i.s.m. met Champ d’Action Studio)
    – Simon Steen-Andersen, ‘Besides’ voor versterkte piano, viool en piccolo, en gedempt strijktrio
    – Simon Steen-Andersen, ‘Rerendered’ voor pianist en twee assistenten
  • Ictus o.l.v. Georges-Elie Octors
    – G. Grisey, Vortex Temporum I, II en III, voor piano en vijf instrumenten

Tijd en plaats van het gebeuren :

Nadar : Simon Steen-Andersen – Ictus: Vortex Temporum
Donderdag 29 Januari 2009 om 20.15 u
Flagey – Studio 1

H.-Kruisplein
1050 Elsene (Brussel)

Meer info : www.flagey.be, www.nadarensemble.be en www.ictus.be
————————
Zaterdag 28 maart 2009 om 20.15 u (Inleiding met Tom Pauwels (Ictus), Daan Janssens en Stefan Prins (Nadar) om 19.30 u )
Handelsbeurs
Kouter 29
9000 Gent

Meer info : www.handelsbeurs.be, www.nadarensemble.be en www.ictus.be

Extra :
Gérard Grisey over Vortex Temporum op www.ictus.be
Gérard Grisey op brahms.ircam.fr en www.arsmusica.be
Interview met Gerard Grisey, David Bündler in 20th-Century Music, 1996 op www.angelfire.com
Simon Steen-Andersen : www.simonsteenandersen.dk en www.danishmusic.info

Elders op Oorgetuige :
De Nieuwe Reeks : Vortex temporum, 16/12/2008
Gekleurde hallucinaties in de maalstroom van de tijd, 28/04/2006

Oost-Europese avant-garde in Concertgebouw Brugge

Alexei Lubimov Het Trio Lubimov-Trostyansky-Rybakov ontstond rond de Russische pianist Alexei Lubimov, die zich vanaf de jaren 1960 bekwaamde in de westerse avant-gardemuziek. Zijn uitvoeringen van werken van Schönberg, Webern, Stockhausen, Boulez, Cage en Ligeti in de voormalige Sovjet-Unie maakten van hem een protagonist in de verspreiding van moderne composities. De belangstelling voor hedendaagse muziek bracht hem sinds enkele jaren samen met violist Alexander Trostyansky en klarinettist Kyrill Rybakov. Het trio laat zich graag inspireren door het eigen thuisland en selecteerde voor dit concert een aantal werken uit de Oost-Europese avant-garde. Het gekozen programma dat een periode van meer dan zeventig jaar omspant, toont een gevarieerd beeld van de ontwikkeling van deze aparte tak in de hedendaagse muziek. Het repertoire voor deze niet-alledaagse combinatie van instrumenten is relatief schaars, er is dus plaats genoeg om ook de duo’s viool-piano en (bas)klarinet-piano in een modern jasje aan het woord te laten.

In zijn ‘Hommage aan Robert Schumann’ brengt Gyorgy Kurtág zijn hoogst persoonlijke visie op Schumanns rijke muzikale sprookjeswereld. Het werk bestaat uit zes onderdelen: vijf bijzonder korte stukjes, die minder dan een minuut duren en een epiloog die zeven minuten duurt. De tempo’s wisselen evenwichtig snel en langzaam af, beginnend met een snelle beweging en eindigend met de lang uitgewerkte langzame epiloog. Qua intsrumentkeuze (klarinet, altviool en piano) verwijst Kurtág naar Schumanns Märchenerzählungen uit 1853, een werk dat bestaat uit uit vier miniaturen (van drie tot vijf minuten) en getypeerd wordt door een dromerige woudsfeer. Kurtág schreef zijn Hommage in 1990 op basis van schetsen die al twintig jaar oud waren. Dat precies Schumann met een hommage bedacht
wordt, is niet zo toevallig. Beide componisten hebben niet alleen de voorkeur voor het aforistische gemeen, ze zijn ook allebei bekend voor een ingehouden, zeer subjectieve, subtiele en moeilijk te doorgronden expressiviteit in hun muziek.

Sofia Goebaidoelina (1931) groeide op in Kazan en kreeg vanaf haar vijfde pianoles. Omdat hun dochter talent bleek te hebben, kochten haar ouders een vleugel. Een goedkoop en oud instrument waarmee ze naar hartelust mocht experimenteren. Ze is dan ook meteen beginnen componeren.
Na haar opleiding aan het conservatorium van Kazan vertrok ze in 1954 naar Moskou, om compositie te gaan studeren bij Nikolai Peiko, leerling en assistent van Dmitri Sjostakovitsj.
Al snel bleek dat Goebaidoelina’s muziek niet beantwoordde aan de eisen van de Sovjetautoriteiten. Ze belandde op de zwarte lijst van de Componistenvakbond (die eigenlijk niet meer was dan een controleorgaan van de partij, ze bood geen enkele bescherming tegen de dictatoriale willekeur van de partijtop), maar Sjostakovitsj stimuleerde haar (stiekem) om toch de ingeslagen weg te blijven volgen. Om in haar levensonderhoud te voorzien schreef ze muziek voor (teken)films en ducumentaires. Op die manier kon ze toch contact houden met de muziekpraktijk en – zij het op beperkte schaal – dingen uitproberen.

Goebaidoelina’s èchte composities lagen jarenlang onaangeroerd in een la. In Rusland werd ieder concertprogramma vooraf gescreend en musici die haar werk wilden uitvoeren kregen geen toestemming. Heel soms werd werk van haar uitgevoerd in het Westen, waarbij Gidon Kremer een grote voorvechter was. De doorbraak kwam toen Stimmen…verstummen… (1986) en Hommage à T.S. Eliot (1987) tijdens het Holland Festival van 1989 voor het eerst werden uitgevoerd. Het publiek was totaal overrompeld. Sofia Goebaidoelina heeft ooit over zichzelf gezegd: “Ik ben de plaats waar het Oosten het Westen elkaar ontmoeten.” Haar muziek kent een hoog gehalte aan spirituele expressie, om het even of ze schrijft voor een groot orkest of voor een paar solo instrumenten. Met nieuwe klanktalen en technieken streeft ze ernaar een muziek te scheppen die de luisteraar achterlaat met een gevoel van tijdloosheid. Het is muziek die felle contrasten niet schuwt: wars, eigenzinnig en met grillige klankerupties. Maar ook met de klank van serene stilte. Of van massieve akkoorden, met een ongenaakbaarheid die doet huiveren. De Russische traditie klinkt erin door, maar tegelijkertijd is haar muzikale taal hyperpersoonlijk.

Het isolement van de 20ste eeuwse Russische componiste Galina Oestvolskaja (1919-2006) was totaal compromisloos. Na een fase waarin ze openbare werken met sovjetsignatuur schreef, trok ze zich totaal terug in haar eigen wereld. Een verklaring voor haar zelfopgelegde isolement is nog steeds niet overtuigend gegeven. Misschien had het te maken met de dood van haar levensgezel, de componist Joeri Balkasjin, misschien ook – en nog meer – met een extreme aversie voor de condities van het sovjetmuziekleven. Voortaan schreef ze, zoals ze zelf verklaarde, enkel nog wanneer ze zich ‘in staat van genade’ voelde en aanvaardde ze geen enkele opdracht meer. De muziek die ze sinds de jaren zestig componeerde, behoort tot de origineelste van de tweede helft van de 20ste eeuw.
Oestvolskaja was een studente van Dmitri Sjostakovitsj. Hij zag in haar niet alleen een zeer talentvolle componiste maar ook een geschikte huwelijkskandidate. Ze trouwde evenwel met een andere componist, maar dat weerhield Sjostakovitsj er niet van om haar te verdedigen als ze weer eens werd aangevallen omwille van haar modernisme en nog minder om naar haar te verwijzen in zijn eigen muziek. Zo wordt het tweede thema uit haar ‘Trio voor viool, klarinet en piano’ door Sjostakovitsj geciteerd in zijn eigen ‘Suite op teksten van Michelangelo’ opus 145 uit 1974, één van zijn laatste werken.

Programma :

  • Igor Stravinsky (1882-1971), Histoire du soldat (suite voor trio)
  • Valentin Silvestrov (1937), Post-Scriptum, Sonate voor viool en piano
  • Galina Ustvolskaya (1919-2006), Trio (1949)
  • György Kurtág (1926), Hommage à R. Sch. opus 15d
  • Sofia Gubaydulina (1931), Dots, lines and zigzag (1976)
  • Béla Bartók (1881-1945), Contrasten

Tijd en plaats van het gebeuren :

Alexei Lubimov, Alexander Trostyansky & Kyrill Rybakov: Stravinsky, Silvestrov, Ustvolskaya, Kurtág, Gubaidulina
Donderdag 29 januari 2009 om 20.00 u
( Inleiding door Jan Christiaens om 19.15 u )
Concertgebouw Brugge
’t Zand 34
8000 Brugge

Meer info : www.concertgebouw.be

Extra :
György Kurtág op www.arsmusica.be en www.boosey.com
György Kurtág : Grilligheid troef op www.musicalifeiten.nl
The Mind is a Free Creature. The music of György Kurtág , Rachel Beckles Willson op www.ce-review.org, 24/03/2000
Portret van György Kurtág, Yves Knockaert op www.arsmusica.be
Valentin Silvestrov op www.schott-music.com
Review : Valentin Silvestrov : ‘Metamusik/Postludium’, Bart Cypers op Kwadratuur.be, 04/10/2003
Sofia Gubaidulina op www.schirmer.com en brahms.ircam.fr
Sofia Goebaidoelina : Trancendentale muziek op www.musicalifeiten.nl
De nacht is verloren gegaan. Essay over Goubaidulina, Rob Zuidam in NRC Handelsblad op www.robertzuidam.com, 13/04/2001
Sofia Gubaidulina : Une harmonie au-dela du son op www.ramifications.be
Galina Oestvolskaja op www.sikorski.de
Kristel Vastenavont, “Mokerslagen op de poort van de eeuwigheid: Galina Ivanovna Oestvolskaja (1919 – 2006)“, mei 2008 (pdf)
Alex Ross, “Ustvolskaya. A Grand Russian Original Steps Out Of The Mist“, New York Times, May 28, 1995 op www.therestisnoise.com
Yves Knockaert, “Ligeti, Oestvolskaja, Kagel“, programmaboekje voor het concert van Schönberg Ensemble/Asko Ensemble & Reinbert de Leeuw in deSingel op 23 mei 2003, 20 mei 2003 op www.desingel.be (pdf)
Viktor Suslin over Galina Oestvolskaja op www.sikorski.de (pdf)
Jan de Kruijff , “Galina Ivanova Oestvolskaja (1919 – 2006): Vrouw met de lithurgische moker” op www.musicalifeiten.nl
Ian MacDonald, “The Lady with the Hammer. The music of Galna Ustvolskaya” op www.siue.edu

Elders op Oorgetuige :
Mariinsky Orchestra en Sergej Krylov brengen Oestvolskaja, Tsjaikovsky en Silvestrov, 5/09/2008
Agartha in ontmoeting met Sofia Gubaidulina, 8/05/2008
Verjaardagsconcert voor Oekraïense componist Valentin Silvestrov, 18/02/2008
Stravinsky’s muziektheater: ontwrichting en vernieuwing, 9/10/2007
Tijd, eeuwigheid en andere contrasten, 9/10/2006