Champ d’Action brengt hulde aan Luc Brewaeys in Antwerpen, Gent en Brussel

Luc Brewaeys Op 25 augustus 2009 werd de toonaangevende, Vlaamse componist Luc Brewaeys 50 jaar. Voor Champ d’Action de ideale gelegenheid om een verjaardagsconcert samen te stellen met karakteristieke ensemble- en solostukken van de componist: Oban, Painted Pyramids, Les méandres de la mémoire, het lang als onuitvoerbaar bestempelde Si sentiva un po’ stanco voor trompetsolo en het accordeon solostuk Il fiume del tempo passava passeren de revue. Kers op de taart is ongetwijfeld de wereldcreatie van Black rock unfolding, het nieuwe stuk dat Brewaeys schreef voor cellist Arne Deforce. De elektronica werden uitgewerkt door Studio Champ d’Action. Met BREWAEYS 50 wenst Champ d’Action hulde te brengen aan een van zijn belangrijkste founding fathers en misschien wel de grootste hedendaagse componist uit onze contreien.

Luc Brewaeys (°1959) studeerde compositie bij André Laporte in Brussel, bij Franco Donatoni in Siena (Italië) en bij Brian Ferneyhough in Darmstadt (Duitsland). Van 1980 tot ’84 had hij regelmatige contacten met Iannis Xenakis in Parijs. Hij is ook dirigent en pianist, en werkt sinds 1985 als muziekregisseur bij de VRT-Radio. Hij kreeg verschillende prijzen en onderscheidingen. Luc Brewaeys kreeg veel opdrachten, zowel in België als in het buitenland. Zijn oeuvre omvat onder andere 8 symfonieën, 2 strijkkwartetten, werken voor een kamermuziekbezetting en solowerken, electro-akoestische (en gemengde) werken alsook de kameropera Antigone. Zijn muziek kan het best omschreven worden als ‘spectraal symfonisch’ met (voornamelijk in recentere werken) lyrische accenten.

Brewaeys voorziet zijn werken bijna altijd van zeer ongewone titels, waarvan de recente werken genoemd naar single malt whisky’s een goed voorbeeld zijn. Brewaeys behoort met zijn 8 symfonieën duidelijk tot het uitstervende ras van de grote symfonici. Hoewel dit genre door avant-gardisten reeds lang dood gewaand was, slaagt hij erin wezenlijk Nieuwe Muziek te schrijven in dit verouderde genre, niet in het minst door de volstrekt persoonlijke manier waarop hij het orkest hanteert. Sinds de fimmuziek voor Het raadsel van de Sfinks (1983) stoelen de composities van Brewaeys op het principe van de zogenaamde “spectrale muziek”. Van de werken van voor 1983 zijn er slechts twee bewaard gebleven: Parametric Permutations voor fagot solo (1982) en Trajet voor piano (1982), ringmodulator en 11 instrumenten. Deze werken staan nog met een voet in de post-seriële traditie, hoewel Trajet, door de grote aandacht voor klankkleur en de sterke harmonische homogeniteit, al duidelijk vooruitwijst naar de latere spectrale werken.

Het spectralisme vindt zijn oorsprong bij een aantal Franse componisten uit de jaren ’70, waarvan de belangrijkste exponenten Tristan Murail, Gerard Grisey, Hugues Dufourt en Kaija Saariaho zijn. Deze componisten nemen de boventoonspectra van klanken als uitgangspunt voor de constructie van hun akkoorden. Hierdoor menen zij de grens tussen klankkleur en harmonie (theoretisch) te kunnen laten vervagen. Sinds zijn contacten met Murail maakt ook Brewaeys steevast gebruik van de spectrale techniek. Dit heeft zowel invloed op de harmonie en de melodievoering, als op de instrumentatie. De harmonie is redelijk statisch en zeer homogeen. Een grondtoon wordt immers langdurig aangehouden om stelselmatig spectraal “ingekleurd” te worden. Ook binnen de limieten van één harmonisch spectrum is er echter voldoende plaats voor een zeer subtiele harmonische verfijning. Brewaeys’ zin voor klankkleur komt bovendien in een statische harmonische omgeving zeer goed tot zijn recht. De coherentie van zijn werken wordt volgens Brewaeys gegarandeerd door de uiterst tonale relatie tussen de grondtonen, ook en vooral wanneer complexe en dissonante akkoorden gebruikt worden. Ook de melodie wordt bij Brewaeys uit de boventoonspectra afgeleid. Hij maakt hierbij vooral gebruik van het register van boventonen 8 tot 16, dat uit grote en kleine secundes bestaan. De boventonen hoger dan 16 zijn “microtonen”, die Brewaeys eerder als kleurelementen gebruikt dan als zelfstandige melodische graden. Ook de specifieke instrumentatie is vaak te verklaren vanuit de spectrale werkwijze. Denken we maar aan het veelvuldige gebruik van “multiphonics” of van live-electronics, waarbij door middel van de computer het boventoonspectrum van de instrumenten “in real time” vervormd wordt.

De term “spectralisme” dekt als typering voor de muziek van Brewaeys echter niet volledig de lading. Men mag zeker niet voorbij gaan aan het exuberante, spectaculaire karakter van Brewaeys’ muziek, die opvalt door haar retorische en theatrale schrijfwijze. Onmiddellijk springen de reusachtige bezettingen, de ongewone instrumenten en speeltechnieken, het spectaculaire gebruik van de ruimte en de bloedstollende climaxen in het oog. Wat de onorthodoxe speeltechnieken (toonloos blazen, scratching sound, enz…) betreft heeft Brewaeys zelf gewezen op zijn grote bewondering voor Helmut Lachenmann, die steeds meer is afgestapt van het traditionele vocabularium en op zoek is gegaan naar nieuwe klanken. Als voorbeeld voor ongebruikelijke instrumenten dient hier slechts verwezen te worden naar de mazouttank, het flessenorgel, de kartonnen megafoons, de badkuip, de wasdarm en watergong. Er wordt steeds gestreefd naar een zo geïntegreerd mogelijke behandeling van deze instrumenten, die vooral gebruikt worden omwille van de totaal nieuwe klankwereld die ze teweeg brengen. Opvallend is ook de bijzonder fantasierijke en efficiënte manier waarop Brewaeys het slagwerk behandelt. We hoeven maar te denken aan het enorme en exotische slagwerkarsenaal van zijn vijfde symfonie, dat bestaat uit 120 instrumenten voor minstens 10 spelers. Dit werk bevat een scherzo voor maar liefst 16 pauken.

Naast deze extraverte trekjes valt de stringente mathematische tijdsconstructie van zijn werk des te meer op. Het enige aspect van een compositie dat Brewaeys op voorhand in een schets ontwerpt is het tijdsverloop. Wat dus op voorhand vastligt zijn tijdsblokken die later van muziek voorzien worden. Niet zelden wordt hierbij gebruik gemaakt van de proportie van de gulden snede. Deze strenge opbouw staat nooit het expressieve karakter van deze werken in de weg, zij is er misschien zelfs voorwaarde voor. Deze muziek is en blijft immers het werk van een extravert theaterman.

Programma :

  • Luc Brewaeys, Si sentiva un po’ stanco
  • Luc Brewaeys, Les Méandres de la Mémoire
  • Luc Brewaeys, Il fiume del tempo passava… 
  • Luc Brewaeys, OBAN
  • Luc Brewaeys, Black Rock Unfolding
  • Luc Brewaeys, Painted Pyramids

Tijd en plaats van het gebeuren :

Champ d’Action : Luc Brewaeys 50
Zaterdag 7 november 2009 om 21.00 u
(rondetafelgesprek met Luc Brewaeys & Mark Delaere om 20.15 u)
AMUZ

Kammenstraat 81
2000 Antwerpen

Meer info : www.amuz.be
———————–
Vrijdag 13 november 2009 om 20.15 u
Handelsbeurs
Kouter 29
9000 Gent

Meer info : www.handelsbeurs.be
———————–
Zaterdag 21 november 2009 om 20.00 u
Konink
lijk Conservatorium Brussel

Regentschapsstraat 30
1000 Brussel

Meer info : www.bozar.be en www.champdaction.be

Bron : teksten Koen Renders, Jan Vandenhouwe en Rebecca Diependaele voor MATRIX

Extra :
Luc Brewaeys : www.lucbrewaeys.com en www.matrix-new-music.be
Aankondiging: Luc Brewaeys 50, Koen Van Meel op Kwadratuur.be, 18/10/2009
Interview : Luc Brewaeys – Over goesting en zagemensen, Koen Van Meel op Kwadratuur.be, 1/11/2007
Luc Brewaeys, ‘Si sentiva un po’ stanco’ en ‘Les Méandres de la Mémoire‘ op Kadratuur.be (met tijdelijke audio)

Elders op Oorgetuige :
Bolero van het Afscheid : nieuwste productie van Jeugd en Muziek Vlaanderen in première, 28/10/2008
Componistenportretten : Luc Brewaeys en Guus Janssen, 13/11/2007
Champ d’action sluit Dag van de Nieuwe Muziek af, 6/07/2007
Wereldpremière opera Luc Brewaeys in combinatie met Offenbach, 4/02/2007

Derde editie van Playground in het Stuk in Leuven

Playground De derde editie van Playground brengt opnieuw een reeks voorstellingen, projecten en installaties samen van beeldende kunstenaars, theatermakers en choreografen met een aparte kijk op onze hedendaagse samenleving. Kunstenaars die hun artistieke praktijk niet langer in de traditionele disciplines situeren en die media als performance, installatie, film en interactief werk combineren.

Het programma bestaat uit twee nauw met elkaar verbonden en overlappende delen: een reeks voorstellingen en een tentoonstellingsluik. Enerzijds een aantal producties van internationale gezelschappen die de grenzen van dans, film, theater, muziek en beeldende kunst overbruggen of aftasten. Anderzijds een uitgebreide tentoonstelling doorheen de verschillende zalen van het STUKgebouw. De kunstenaars in dit luik onderzoeken in films of installaties noties als spel, beweging, performance en theatraliteit. Sommige kunstenaars zijn in beide delen terug te vinden. Binnen het festival heeft ook een symposium plaats i.s.m. de Appel over alternatieve manieren om performances en kunstprojecten te presenteren en te documenteren.

Tijd en plaats van het gebeuren :

Playground – Live Art Festival
Van vrijdag 6 t.e.m. vrijdag 13 november 2009

Kunstencentrum STUK
Naamsestraat 96
3000 Leuven

Het volledige programma en alle verdere info vind je op www.playgroundfestival.be

Jerome Rothenberg & Charlemagne Palestine : twee avant-garde iconen in Logos

Jerome Rothenberg Jerome Rothenberg is sedert de jaren vijftig aktief als schrijver, dichter, anthologist en vertaler. Hij is ook bekend als een adembenemend performer. Zijn gedichten dienen eerder gehoord dan gelezen te worden. Zijn werk ademt eruditie uit, gecombineerd met ongebreidelde humor en een niet aflatende frisheid. Op deze voorstelling deelt hij het podium met de minimalistische pianist Charlemagne Palestine.

Jerome Rothenberg wordt in 1931 in New York geboren uit joodse ouders. Begin jaren vijftig studeert hij aan City College in New York en behaalt een doctoraat in letteren & wijsbegeerte aan de Universiteit van Michigan. Na enige tijd gediend te hebben in het Amerikaans leger, gaat hij zich verder bekwamen aan Columbia University, waar hij in 1959 promoveert. Zijn eerste bezigheden zijn voornamelijk vertaalwerk van Duitse dichters zoals Paul Celan, Kurt Schwitters en Günter Grass.

In een niet aflatend gevoel voor onafhankelijkheid en engagement stampt hij in de zestiger jaren Hawk’s Well Press uit de grond, een uitgeverij die een podium verleent aan innovatieve dichters die verder dachten dan wat de canon hen reeds lang had voorgekauwd. Tezelfdertijd werkt hij als hoofdredacteur voor de tijdschriften Poems from the Floating World en Some / Thing. Ook hierin ziet hij kans om tal van jonge talenten op te speuren en hen een stem te geven. Zijn eigen debuutbundel, White Sun Black Sun, ziet hier in 1960 het levenslicht. Het is een bundel die enerzijds doorspekt is met dadaïstische en surrealistische zinnebeelden en anderzijds een diepgewortelde voeling met zijn joodse roots verraadt, zaken die later een rode draad in zijn oeuvre zullen worden.

Door de confrontatie met zoveel nieuw materiaal en artistieke vizies gaat Rothenberg op termijn anthologieën (bloemlezingen) samenstellen. Ook etnische poëzie (“ethnopoetics”) trekt hem meer en meer aan: niet-Westerse, traditionele gedichten uit nagenoeg alle werelddelen worden vertaald en gebundeld. Een neerslag hiervan vinden we in zijn Technicians of the Sacred: A Range of Poems from Africa, America, Asia, & Oceania uit 1968. Naast volksliederen, epitaven of scenario’s voor (bezwerings)rituelen doet hier ook een heel pak vizuele poëzie haar intrede. Technicians of the Sacred wordt een bonte mix van authentiek en vernieuwend. In de zeventiger jaren blijft hij publiceren en richt hij in samenwerking met editor Dennis Tedlock ‘Alcheringa‘ op, het eerste literaire tijdschrift dat aan etnische poëzie wordt gewijd. In 1987 wordt hij professor aan State University in New York, een betrekking die hij twee jaar later inruilt voor de University of California in San Diego waar hij nog enige tijd hoofddocent ‘visual arts and literature’ is.

Enkele van zijn bekendere werken zijn Shaking the Pumpkin: Traditional Poetry of the Indian North Americas (1972), A Big Jewish Book: Poems & Other Visions of the Jews from Tribal Times to the Present (herzien en heruitgegeven als Exiled in the Word, 1977 resp. 1989), American Prophecy: A New Reading of American Poetry from Pre – Columbian Times to the Present (1973), en Symposium of the Whole: A Range of Discourse Toward An Ethnopoetics (1983). Zelf omschrijft Rothenberg zijn anthologieën als ‘assemblages of poems & people & ideas about poetry (& much else) in the words of others & in own words. That imago – that representation of where we’ve been and what we’ve lived through – is something in fact that I would stand by – like any poem.’ In 2000 verschijnt zijn verzameld werk (een soort Best Of ), getiteld Poems for the Game of Silence.

Jerome Rothenberg was al ettelijke tijd geleden te gast bij Logos en in 2004 kon men hem meemaken op het KriKri-festival, waar hij een bloemlezing bracht uit zijn befaamde bundel The 17 Horse Songs of Frank Mitchell. Deze bundel is gebaseerd op vertaalde gedichten en gezangen van de Navajo-indianen. Klanknabootsingen en geluidseffekten maken een deel van de voordracht uit. Deze gedichten hebben nauwelijks een hypnotisch effekt als men ze leest, maar wanneer Rothenberg ze herhaaldelijk scandeert, betoveren en zwepen ze tegelijkertijd de luisteraar op.

Die muzikalisering van gedichten heeft hem in de loop der jaren ook geleid naar tal van samenwerkingen met mensen als Charlie Morrow, Pauline Oliveros en George Lewis. Zijn werk werd vertaald naar het Frans, Spaans, Nederlands, Zweeds, Kroatisch en Portugees. Vandaag de dag kan deze allround-artiest terugblikken op de publicatie van meer dan zeventig poëziebundels en een hele reeks vertalingen en collages. Kenneth Rexroth, een van de godfathers van The Beat Generation, omschreef hem ooit als: “one of the truly contemporary American poets who has returned U.S. poetry to the mainstream of international modern literature.…No one writing today has dug deeper into the roots of poetry”. Rothenberg woont en werkt nog steeds in San Diego, Californië.

Charlemagne Palestine is eveneens geboren in New York City, als Chaim Moshe Tzadik ‘Charles Martin’ Palestine. Hij is zowel performer, visueel kunstenaar, componist als uitvoerder van minimal music in de ruimste zin van het woord. Opgeleid als zanger, gaat hij reeds op jonge leeftijd drone-muziek schrijven voor beiaard en elektronisch gegenereerde boerdontonen die hij combineert met zijn stem. Tijdens uitvoeringen daarvan ijsbeert hij doorheen allerhande (liefst sterk galmende) ruimtes onder het uitstoten van lange, rauwe kreten. Het heeft allemaal iets ritualistisch, tribaals en exuberant.

Vanaf de vroege jaren zeventig voert hij in solovoorstellingen zijn eigen werk uit. Hij ontpopt zich daarin een beetje tot de stoute tegenhanger van LaMonte Young of Terry Riley. Vaak tast hij de grenzen van de schoonheid en lelijkheid af. Zo is er zijn beruchte pianostuk Strumming Music uit 1974, waarin Palestine luid, lang en geestdriftig op twee toetsen van een concertvleugel speelt. Langzaam gaat hij over op drie, vier, vijf en meer toetsen tot hij heuse clusters met zijn vuisten tevoorschijn beukt. Dit doet hij liefst in combinatie met een ingedrukt sustain-pedaal, zodat de snaren langzaam verstemmen en een hele wereld aan onverwachte boventonen hoorbaar wordt.

Zijn eerste studio-opnames zijn rond deze speeltechniek gebouwd, later probeert hij hetzelfde uit op hammondorgels, klavichorden en klavecimbels. Of Palestine gaat een dialoog met een kerkorgel aan door met alle macht te beuken op het klavier en de klank met zijn eigen gebrul te proberen overstemmen. Of hij vocaliseert ononderbroken aan de piano, op losse klinkers en in een ijl falset. Opvallend is de estethiek die hij tentoonspreidt. De man heeft een geheel eigen stijl en voorkomen. Hij vult zijn optredens aan met performance-achtige elementen zoals knuffeldieren, poppen, speeltjes, bloemen, cognac en zijn favoriete Indonesische kretek-sigaretten, dat alles bijzonder kleurrijk geornamenteerd.

Tijd en plaats van het gebeuren :

Jerome Rothenberg & Charlemagne Palestine
Donderdag 5 november 2009 om 20.00 u

Logos Tetraëder
Bomastraat 26-28
9000 Gent

Meer info : www.logosfoundation.org

Extra :
Charlemagne Palestine en Jerome Rothenberg op Youtube

Bekijk alvast Jerome Rothenberg in actie in Athene (oktober 2008)

[youtube=http://www.youtube.com/watch?v=jD9HqNQpLGI&w=425&h=344]

10 jaar Transit : een gevarieerde en luister-rijke editie

Transit In het weekeinde van 23 tot 25 oktober vond de tiende editie van het festival voor actuele kunstmuziek Transit plaats in de gebouwen van het Leuvense culturele centrum Stuk. Het was dus eigenlijk een feesteditie, maar geheel naar de bescheiden aard van het festival lieten ze de gebruikelijke promotionele toeters en bellen nagenoeg volledig achterwege. Niettemin was het een feest door de intrinsieke gulheid van het festival, door de muzikale programmatie en door de gebalde presentatie en goede omkadering ervan.

In de tien jaar van haar bestaan is Transit op verschillende vlakken gegroeid en gerijpt. Wat zich de laatste jaren reeds liet opmerken werd tijdens deze editie bevestigd: Transit spreekt een steeds grotere groep geïnteresseerde luisteraars aan. Bij bijna elk van de acht concerten was de concertzaal volledig bezet. Wat bij de nagesprekken tussen de luisteraars opviel – en ook dat is een tendens van de laatste jaren – is dat het hierbij vaak gaat om cultuurliefhebbers waarbij de hoofdfocus op een andere discipline ligt, zoals beeldende kunst of dans. Dat vind ik een zeer belangrijke verdienste van het festival. Want veelal was en is het zo dat een liefhebber van bijvoorbeeld hedendaagse dans ook wel naar een hedendaagse kunsttentoonstelling gaat, de arthouse films wat volgt, naar theater gaat, een nieuw boek leest maar niet de aansluiting vindt met de actuele uitingen van de westerse kunstmuziek. Men zoekt zijn muzikale gading ergens anders, veelal omdat men van het bestaan van die actuele kunstmuziek gewoon niet op de hoogte is. Transit lijkt het tij te kunnen keren. En dat is uiteraard zeer heugelijk. Wat nog veel heugelijker is, is de manier waarop Transit dat heeft bereikt. Het festival hield zich al die jaren steeds verder van het ideologische en marketinggerichte discours over hoe men het publiek moet bereiken, en bakende steeds radicaler af waarin het geloofde: de intrinsieke kwaliteit van de actuele kunstmuziek en de intrinsieke verscheidenheid ervan. Actuele kunstmuziek behoeft geen verruiming, verbreding, verhoging, verlaging of wat dan ook, ze is ruim en rijk genoeg om de cultuurminnaar aan te spreken. Gezien de politieke en culturele context in Vlaanderen van de afgelopen decennia en vandaag is dat erg moedig. Transit heeft het dictaat van de drempelverlaging lik op stuk gegeven door iets wat op zich erg voor de hand ligt: een streven naar oprechtheid. Geen opgefokte en vaak opgelegde maar onvruchtbare kruisbestuiving à la strijkkwartet met dj en videokunstenaar. De drempel werd niet verlaagd door aan de inhoud van de actuele kunstmuziek te peuteren, maar door een vaste koers en door jarenlang geduld waardoor steeds meer mensen de drempel uitsleten. Door het voorgaande zal het volgende allicht niet verbazen: Klara was weerom de grote afwezige, geen enkel concert werd door hen opgenomen. Dat een openbare Klassieke Radio zich niets gelegen laat aan de actuele uitingen van haar eigen traditie behoeft vast en zeker méér publiek debat. Klara heeft een kreupele pink op de polsslag van vandaag. Deze pink kan gespalkt worden als de Pattyns en Couvreurs van deze wereld hun ideologische dada’s in vraag durven te stellen.

Brice Pauset Maar laten we alles in perspectief houden, Transit is en blijft een klein festival. Klein qua opzet – het duurt één avond en twee dagen – en klein qua middelen. Maar roeien met de riemen die je hebt hoeft niet noodzakelijk een beperking te zijn. Het enige relatief groots opgezette concert was het openingsconcert met een relatief grote bezetting. Het was een beetje een buitenbeentje op het festival, maar dat had vooral met buitenmuzikale redenen te maken: dit concert was een samenwerking tussen Transit, Ictus Ensemble, BBC Radio 3, Huddersfield Contemporary Music Festival en het nieuwe Leuvense museum M dat luisterrijk opende met een tentoonstelling van Rogier van der Weyden.
Deze Rogier van der Weyden was het opgelegde uitgangspunt voor het opdrachtwerk dat Brice Pausset (°1965) en James Dillon (°1950) schreven. Dat dat een eerder geforceerd uitgangspunt is liet zich in de muziek gevoelen. Pausset liet zich voor ‘Theorie de Tränen: Atem‘ inspireren door de afbeelding van een traan én de afbeelding van het spoor van een traan in de Kruisafneming (1435). Dat leidde tot een wat gekunsteld stuk waarvan de eerste beweging door zijn onrustig klankbeeld allicht verklankte welk een veelheid aan emoties een traan zoal kan symboliseren. De aansluitende beweging veranderde abrupt van toon en werd een wat wazig klanktapijt. Tja.
De hoofdbrok van de avond, het ruim driekwartier durende ‘The Leuven Triptych‘ (2009) van James Dillon was heel andere koek. Dillon zocht duidelijk niet zijn heil in een soort representatie van van der Weyden’s schilderkunst. Maar wat hij dan wel zocht was niet altijd duidelijk. In zekere mate draagt zijn werk –  en zeker het recentere – een bepaalde artistieke verwantschap in zich met dat van Heiner Goebbels, wat zich laat gevoelen in de soms vreemde dynamiek en de moeilijk te achterhalen vervlechting van zeer veel stijlelementen die radicaal onderbroken wordt door nog radicalere nieuwe klankvormen. Vreemd genoeg – en dat had ik in zijn werk nog nooit eerder gehoord – maakte hij in dit werk ook gebruik van citaten, hier uit muziek uit de 15de eeuw. En dat werkte niet zo goed. Je merkt dat Dillon hier een stap heeft gezet op een domein dat hij niet goed kent. Het werk liet me wat verbluft achter, overrompeld zelfs, niet omdat ik het zo goed of slecht vond, maar omdat ik niet goed wist wat ik er van vond. Het werk van Dillon heeft altijd in zeker mate een onbepaalde vreemdheid, maar dit werk had dat in hoge mate. Ictus bracht alles zoals gewoonlijk met de nodige overtuigingskracht en weerom luisterde ik bewonderend toe hoe de kalme Georges-Elie Octors complexe momenten in transparante banen leidde.

Marcus Weiss Zaterdag begon met een concert van de saxofonist Marcus Weiss en de pianiste Yukiko Sugawara. Zoals alle andere concerten op Transit had dit concert een zeer gevarieerd programma. Het begon met ‘Verfremdung/Entfremdung‘ (2002/2007) van Olga Neuwirth (°1968). Dit stuk is oorspronkelijk voor piano, fluit en tape geschreven. De tape bevat dan ook fluitklanken die strikt gechronometreerd zijn en elektronisch gemanipuleerd in functie van de liveklanken van de fluit tijdens de uitvoering. Vreemd genoeg heeft Neuwirth bij haar herwerking van het stuk voor saxofoon haar tape ongemoeid gelaten. Dat leidde soms tot een wat verwarrend klankbeeld, want fluit en saxofoon hebben uiteraard niet dezelfde sonoriteit. Niettemin blijft het een sterk stuk.
Het meest spectaculaire werk was ‘Desafinado‘ (2005) van Wolfgang Heiniger (°1964). Onderaan een snaredrum was een luidspreker gemonteerd waar door een computer gestuurde geluidsgolven doorheen werden gestuurd. Meestal waren die frequenties zo laag dat je ze niet kon horen, soms waren ze wel hoorbaar. Wat verbaasde was de accuraatheid, de precisie waarmee hij op die manier de snaredrum manipuleerde. Het sam
enspel met de saxofoon was bevreemdend maar bij momenten erg mooi. Alleszins was het een erg duidelijk stuk en leidde Heiniger je heel gericht doorheen zijn muzikale discours.
Dat was veel minder het geval  met de creatie van ‘A Sestante‘ van Gianluca Ulivelli (°1970). Niettegenstaande de verwijzing in de titel naar de sextant was het een gezwalp van jewelste over richtingloze muzikale golven. Het verwees naar van alles en nog wat, maar ik begreep niet waar hij naartoe wilde. En het kwam ook allemaal erg déjà entendue over.
Waar Giorgi Netti (1963) met ‘… affrettandosi verso il centro della luce risonante‘ (1996-1999) naar toe wilde was dan weer wel heel duidelijk, alleen wil ik daar niet zijn. Hij liet Weiss een soort catalogus presenteren van de meest onmogelijke vingerzettingen die er op een saxofoon zoal mogelijk zijn, maar dat leverde geen boeiend muzikaal verloop op. Ik vermoed dat Weiss dit stuk zelf op het programma gezet heeft om zijn technische bravoure te etaleren. Dat is wel gelukt.
Wat erg verbazend was, was dat Eric Sleichim (°1958) in ‘Unter die Hammers‘ (2009) nota bene zo weinig beroep deed op de bravoure van collega-saxofonist Weiss. En dat hij ook zo weinig deed met de sonore mogelijkheden van de saxofoon, toch iets waar hij met zijn eigen Blindman altijd naar op zoek is, was nog verbazender. De verhouding tussen de piano en de saxofoon was ook nog zoiets vreemd. De pianopartij was erg dominant en waar de schaarse dialoog tussen sax en piano dan wel over ging is mij ontgaan.

Frederik Croene Zaterdag werd afgesloten met een pianorecital door Frederik Croene. En dat was een groot succes. Het was lang geleden dat ik nog zoveel mensen – het grote auditorium zat afgeladen vol – zo opgeruimd en blijgemutst een concertzaal heb zien verlaten. Nochtans bracht Croene een vrij radicaal en allerminst vanzelfsprekend programma. Bij het binnenkomen van de zaal kreeg je al een indruk van het theatrale aspect dat het concert zeker had. Er stonden drie piano’s op het podium, het is te zeggen een buffetpiano, een vleugel en de restanten van een piano. Nu ken ik het repertoire van Croene en wist ik dus wel wat ik zo ongeveer te verwachten had, maar voor de anderen moet dat toch een vreemde aanblik gegeven hebben. De toon was gezet.
De avond begon met de creatie van ‘Après la pluie‘ (2009) van Bart Vanhecke (°1964), die overigens die dag al gelauwerd was geweest met een prijs van de provincie Vlaams-Brabant. Waarom hij gelauwerd werd, zij het voor een ander stuk, werd ook nu weer duidelijk. Vanhecke is ongetwijfeld een van de meest bekwame componisten van Vlaanderen. Je volgt zijn muzikaal discours meteen, en je gelooft hem ook. Het is zo een klare taal en zo consequent geformuleerd binnen een zeer gevarieerd verloop. Mooi. Het pianospel werd ‘begeleid’ door live electronics. Over die live electronics schrijft hij zelf dat ‘alle genererende structuurformules zodanig bepaald werden dat ze in functie staan van het beoogde klankresultaat (dat zowel uitgangspunt als einddoel van het compositieproces is) en niet omgekeerd.’ En dat was waar. Toch ontstond er tussen mij en dat klankresultaat een afstand die ik niet kan duiden, maar alleszins niet gewoon ben bij Vanheckes muziek.
Vervolgens creëerde Croene ‘Du Sagest/Confabulations‘ (2009) van Mattijs Van Damme (°1975). Het stuk begon met een veertigtal seconden durende klankexplosie om dan plots om te slaan in een heel beheerste, stille en broze klankwereld die Van Damme nog zo een klein kwartier wist vol te houden. Hoewel deze klankwereld mij eigenlijk heel vreemd is en niet echt aansluit bij mijn temperament werd ik erg bekoord door de poëzie die de klanken in zich droegen. Het verblufte mij ook hoe Van Damme de valkuilen en clichés die vaak gepaard gaan met een dergelijk verstild verloop zo spits wist te vermijden. Het is niet mijn theekopje, maar het is wel een erg mooi werk.
Das Wohlpreparierte Klavier I nrs. 2,3,4&5‘ (2009) van Paul Craenen (1972) voor buffetpiano en electronics is dan weer mijn heel theeservies. Gelachen dat ik heb, zij het binnensmonds, en genoten. Iemand die heel wat minder gelachen zal hebben is Frederik Croene. Wat Craenen Croene doet doen grenst aan het onwelvoeglijke. Nu is Croene wel iemand die zich best in zijn sas voelt als ge hem flink wat vlees en patatten geeft, maar hoe hij hier een kwartier lang over de toetsen moet razen doet zelfs een pianola tilt slaan. Niet zozeer door de techniciteit of snelheid op zich, maar door de voortdurend kleine verschuivingen die er thematisch en ritmisch zijn. Craenen is een meester in de reductie van zijn muzikale uitgangspunten vertrekkende vanuit een radicaal concept, maar het resultaat heeft altijd een sluimerende ambiguïteit die je aan het denken zet over de muziek die je net hoorde. Craenen vertrekt voor dit werk van twee schier onverenigbare muzikale concepten, nl. het Wohltemperierte Klavier van Bach en de prepared piano van John Cage. Eigenlijk vertrekt hij van drie concepten, namelijk ook nog dat van live electronics, zij het dat die electronics hier dienst doen als de kurken, schroeven en stokjes die Cage tussen de snaren propte bij het prepareren van zijn piano’s. Ook hier reduceert Craenen enorm: hij gebruikt maar één effect, namelijk de dubbele ringmodulatie. Maar wat een effect! Al met al balanceert het allemaal een beetje op de grens van de gimmick, zij het dat het niet om te lachen is, en dat het allemaal erg nauwgezet is uitgewerkt. Dat flirten met die grens lag eigenlijk ook al besloten in het werk van Cage. Het gevaar is immers dat je iets poneert dat zo specifiek is dat het een doodlopend straatje is. Hoe kan je immers nog iets doen met bijvoorbeeld prepared piano zonder Cage te parafraseren of jezelf belachelijk te maken. Wel, Craenen is één van de weinigen die daarin slaagt.
De volgende twee werken droegen dat gevaar van de gimmick ook intrinsiek in zich. Het eerste was ‘Poil Palliatif‘ (2009) van Croene zelf. Dit stuk kadert in een nogal groot en meerjarig project van de pianist dat de titel ‘Le Piano Démécanisé‘ draagt. Gaandeweg het project werd de piano volledig ontmanteld, wat een eufemisme is voor gesloopt. Wat overblijft is de resonantiekast en de snaren. En een deel van de hamertjes. Met twee van die hamertjes bespeelt Croene de resonantiekast. Hij schraapt, wrijft, klopt, trekt en schuurt over de wanden, de snaren, het gebinte, het metalen kader. Dat resulteert in een verrassend en boeiend klankenreservoir dat Croene in dit improvisatorische stuk mooi wist te schikken. Het sloeg bij het publiek in als een bom. Ik behoud mijn reserves. Ik luister daar graag naar, maar wat nu? Ik kom uit de beeldende kunsten en hou dus mijn hart vast als ik zie dat de mogelijkheid gecreëerd wordt om muziek te herleiden tot een uniek voorwerp, en dan heb ik het niet over de klankkast maar over de verhouding van een muziekstuk ten opzichte van zijn geschiedenis. De relevantie van iets wordt dan erg afhankelijk van de belangen van de verkoper, waar de beeldende kunst bij momenten dreigt in vast te lopen. Niet dat ik denk dat Croene’s werk snel zal vermarkt worden, maar als muzikanten en componisten er de conceptuele voedingsbodem voor creëren, hoop ik toch dat ze daar behoedzaam blijven over nadenken. De kracht van kunstmuziek in het algemeen en actuele kunstmuziek in het bijzonder ligt voor een groot deel in de immaterialiteit er van.
Dezelfde bedenkingen kan je ook hebben bij ‘Etude Interieure #1‘ (2004) van Stefan Prins (&de
g;1979). Dit stuk speelt zich letterlijk helemaal af in de binnenkant van de vleugelpiano. Nu is er de laatste decennia haast een traditie ontstaan rond ‘inside piano’, en Prins’ stuk is hier een exponent van. Het snarenstelsel wordt uitsluitend bespeeld met knikkers van verschillende grootte en naar ik vermoed ook verschillende hardheid. Het stuk bestaat uit verschillende patronen om met deze kogels de snaren te bespelen. Dat is de structuur. Tegelijkertijd zoekt Prins naar de mogelijke sonoriteiten die deze bespeelwijze met zich meebrengt. Het evenwicht tussen die twee was soms wat zoek. Ik denk dat Prins’ uitgangspunt een sterkere klankbeeld kan opleveren, als je het concept nog sterker radicaliseert, een beetje zoals Craenen dat met zijn werk doet. Nu heb ik Prins dit werk zelf al twee keer horen brengen, en bij zijn eigen uitvoeringen kwam de theatraliteit die er in zit veel sterker naar voren. Bij Croene ontbrak die theatraliteit grotendeels en hierdoor ging het werk een beetje de mist in en dat was jammer.
Het programma werd besloten met ‘The Book of Elements, Volume V‘ (2002) van James Dillon (°1950). In vergelijking met ‘The Leuven Triptych’ was dit stuk thematisch veel wispelturiger, maar hetzelfde grondgevoel van vervreemding en bevreemding was ook hier ten overvloede aanwezig. Croene bracht al deze werken met een zichtbaar geloof er in, en uiteraard ook met een enorme kundigheid en overtuigingskracht.
Hij werd met een enorm applaus bedacht, dat hij beantwoordde met een toegift, een tweede versie van zijn ‘Poil Palliatif‘. Die was een stuk gebalder en krachtiger, als gaf Croene commentaar op zijn eigen werk. Mooi.

Steven Kazuo  Takasugi De laatste dag van het festival begon met het elektronisch werk  ‘Die Klavierübung‘ (2009) van Steven Kazuo Takasugi (°1960). Er is op dit concert geen sprake van een piano of pianist, laat staan dat het een übung is. Het is immers een loutere samplecompositie. Nu zijn deze samples wel nagenoeg allemaal afkomstig van pianoklanken. Honderden samples moeten dat zijn. Wat opviel is dat hij vele samples amper elektronisch manipuleerde, waardoor dat idee van de piano natuurlijk wel nog sterk aanwezig was. Wat moeilijker was, was dat het vaak leek alsof hij al die samples tegelijkertijd liet horen, met een overvloed aan prikkels tot gevolg. Drie kwartier lang. Tegen een behoorlijk hoog volume. Iedereen leek dan ook behoorlijk murw toen we de zaal verlieten. Jammer, want zijn benadering van de verhouding tussen de sterk cultureel gebonden klankreferentie van de piano en de grammatica van omgaan met klanken binnen de elektronische muziek intrigeerde bij momenten sterk. Wat ik niet begreep was dat er zogezegd spatialisering was door het plaatsen van acht luidsprekers verspreid over de ruimte, terwijl het stuk gewoon in stereo werd afgespeeld.

Thomas Smetryns Nadien was het tijd voor een auditief rustpunt, en dat kregen we ook met ‘A Romantic Environment‘ (2009) van Thomas Smetryns (°1977). Dit stuk kadert in het jaarlijks weerkerend educatief project dat Transit aanbiedt in samenwerking met academies uit de buurt. Een componist wordt gevraagd om een stuk te schrijven voor jonge, vaak beginnende studenten. De afgelopen jaren kwam dat er in de praktijk soms op neer dat er een vrij kinderachtig stuk geschreven werd dat gelardeerd werd met een aantal hedendaagserige effectjes, die dan nog vaak door de leerkrachten werden uitgevoerd. Het werk van Smetryns mag een absolute trendbreuk heten, die hopelijk tot navolging strekt. Hij schreef werkelijk een autonome compositie, zonder artistieke toegift omdat het ‘maar’ om een educatief project is. Uiteraard hield hij rekening met de technische beperkingen van de uitvoerders, maar de lat lag niettemin erg hoog. Smetryns vertrok van teksten van Heine en Goethe en een schilderij van Adrian Richter. Romantiek ten top, dus. Tenminste qua uitgangspunt. Idiomatisch was dit actueel, en lag het geheel binnen het universum van Smetryns. Door het nadrukkelijk gebruik van de teksten, lang de klemtoon van de compositie uiteraard op zang. Hij liet dan ook nagenoeg alle uitvoerders benevens hun instrument bespelen afwisselend ook zingen. Het stuk had een mooie opbouwende structuur en eindigde in een heel broos, moeilijke maar ontroerende samenzang.

Julie-Anne Derome & Gabriel Prynn Het laatste concert dat ik hoorde was met de violiste Julie-Anne Derome en cellist Gabriel Prynn. Zij vormden vroeger met pianist André Ristic het onvolprezen Trio Fibonacci, dat eerder op Transit te gast was. Een aantal jaar geleden verliet Ristic het trio, maar blijven de twee resterende leden samen de boer op trekken. Gelukkig maar, want het zijn zeer goede uitvoerders, dat bleek ook nu weer.
Het concert opende met de creatie van ‘Luvina‘ (2009) van Analia Lludgar (°1972). In de begeleidende tekst schrijft de componiste over dit werk: “Deze compositie is geïnspireerd door Luvina, een plaats waar extremen elkaar raken. De bedwelmende stilte en het desolate komen hier samen in deze rijke sonore setting. … Het uitgebreide klankbereik van de cello heeft me geleid naar het grondig onderzoeken en ontginnen van de solistische mogelijkheden van dit instrument om zo een permanent veranderende luisterruimte te creëren”‘.  Nu, het moet prettig zijn om een goed zelfbeeld te hebben en alle vertrouwen in je eigen compositorische competenties. Maar als je intenties totaal verschillen van de resultaten heb je een probleem. Want van een rijke sonore setting was niet echt sprake, laat staan dat de solistische mogelijkheden grondig werden onderzocht. Wat ik hoorde was een opeenstapeling van erg courante technieken binnen een tamelijk zwakke structuur. Laat staan dat mijn luisterruimte permanent veranderde.
Dat was nogal wat anders bij ‘Study I for Treatise on the Veil‘ (2004) van Matthias Pintscher (°1971). Het is een heel mooi werk dat Pintscher baseerde op de schilderijencyclus ‘Treatise on the Veil’ van Cy Twombly. Nu hou ik niet van die cyclus, maar ik begreep wel waarom het een voedingsbodem kon zijn voor Pintscher. Binnen een zeer ijl kader plaatst Pintscher gestes, momenten die zeer broos, maar intens zijn, zelfs dwingend. Doorheen een strakke structuur brengt Pintscher de verschillende sonore eilandjes niet echt tot een climax, maar tot een vreemdsoortige cumulatie van leegte. Ik werd er stil van.
Eigenlijk kan je hetzelfde zeggen van Philipp Maintz (°1977) zijn Naht (Yo no pido a la noche explicaciones) (1999/2002). Qua klankwereld lagen deze werken tamelijk dicht bijeen, maar ritmisch, dynamisch en structureel was het totaal anders uitgewerkt. Maar wat een intensiteit ook. Maintz is wat mij betreft één van de revelaties van deze editie.
Pieter Schuermans (°1970) schreef voor dit concert ‘Double Dotted‘, wat een verwijzing is naar een louter muzikaal gegeven. En dat doet ook wel eens deugd, muziek die enkel naar zichzelf verwijst. Dit stuk steunt volledig op metrische virtuositeit. Vooral in de zeer strak ui
tgecomponeerde eerste beweging resulteerde dit in een uitdagende luisterervaring die een klankwereld evoceerde die ik van Schuermans nog niet kende. Dat was mooi. Nadien haakte ik wat af en verzandde het stuk wat mij betreft wat in een Bartókiaanse ritmische speeldoos. Maar de meeste luisteraars vonden het blijkbaar wel spannend.
Spannend was zeker ‘3 miniatures‘ (2008) van Luc Brewaeys (°1959). In een stukje van amper een minuut, en dan nog in drie bewegingen, slaagde hij er in een sprankelend verhaaltje te vertellen, waarbij hij zijn métier ten volle etaleerde.
Over Laurie Radford (°1958) zijn ‘Tracking‘ (2009) kan ik kort zijn. Ik vond het van een ondraaglijke trivialiteit.

Het slotconcert heb ik niet gehoord.
Besluitend kan ik zeggen dat ook dit weer een erg gevarieerde en letterlijk luister-rijke editie van Transit was. Op naar de volgende tien jaar.

Peter-Paul De Temmerman
journalist actuele kunstmuziek
29 oktober 2009

CD-release Neither From Nor Towards van Thelema Trio in de Bijloke Gent

Thelema Trio, Neither From Nor Towards... Het is zover: ‘Neither From Nor Towards…‘ wordt op 3 november 2009 aan pers en publiek voorgesteld! De CD bevat uitgelezen werk van tal van Amerikaanse componisten die meermaals met Thelema Trio samenwerkten. Verder prijkt er een prachtig solowerk van onze klarinettist Marco Antonio Mazzini op het schijfje. De volledige tracklist kan je reeds bekijken op de website www.thelematrio.com. De plaat werd ook uitgebracht op het Amerikaanse label Innova Recordings.

Met trots presenteren het Thelema Trio deze CD op dinsdag 3 november 2009 om 20.00 u in de beeldschone zaal van Muziekcentrum De Bijloke Gent.
De toegang is gratis. Nadien wordt een drankje aangeboden en heb je (uiteraard) de mogelijkheid om de cd te kopen voor 15€. Voor hen die absoluut niet kunnen wachten, is de cd al beschikbaar: stuur een mailtje naar info@thelematrio.com of bestel via Innova Recordings.

Neither From Nor Towards, de tweede langspeler van dit dynamische Belgische trio, bestaat exclusief uit composities voor saxofoons, klarinetten en piano die speciaal voor Thelema Trio geschreven werden door componisten uit Noord- en Zuid-Amerika.. Het trio werkte zeer intensief met deze toondichters tijdens hun concert tournees in beide continenten gedurende de voorbije jaren.

‘Neither From Nor Towards’ is het fascinerende resultaat van een internationale en multiculturele kruisbestuiving tussen muzikale toptalenten.

Thelema Trio is een jong muziekcollectief dat de grenzen van de hedendaagse muziek uitdaagt én verlegt.
Hun unieke klankkleur – die ze bereiken door de uitzonderlijke combinatie van klarinet, saxofoon en piano – maakt hen tot een bijzonder geliefd en gewaardeerd ensemble in binnen- én buitenland.

Het trio doorbreekt niet enkel geografische grenzen, maar des te meer de muzikale. Het repertoire beslaat diverse hedendaagse compositiestijlen en varieert van een filmisch klankkleurenpallet tot een eerder avant-gardistische sound. Deze opname vertelt het verhaal van componisten en uitvoerders en neemt de luisteraar op een persoonlijke, spannende speurtocht doorheen een prachtig landschap van ritmes en kleuren. Componist Eric Honour creëerde niet enkel een buitengewone compositie voor dit album, maar neemt tevens de honneurs waar als opnametechnicus.

Met deze CD stelt Thelema Trio een indrukwekkend boeket samen waarin zowel hun technische vaardigheden als hun intrigerende klankkleuren naar voren komen. Dit constant streven naar een grotere virtuositeit en klankkleur, is de voornaamste drijfveer van het bijzondere ensemble, dat in 2003 werd opgericht door Ward De Vleeschhouwer, Marco Antonio Mazzini en Peter Verdonck.

In 2010 trekt Neither From Nor Towards… tweemaal op tournee trekt doorheen de VS

Tijd en plaats van het gebeuren :

Thelema Trio : CD-release Neither From Nor Towards…
Dinsdag 3 november 2009 om 20.00 u
Muziekcentrum De Bijloke Gent

Jozef Kluyskensstraat 2
9000 Gent
Toegang: Gratis (Reservatie aangewezen)
Info & reservatie: info@thelematrio of 0494 08 67 75

Meer info : www.thelematrio.com

Bekijk alvast de video van Neither From Nor Towards

[youtube=http://www.youtube.com/watch?v=wflLDvutm2A&w=425&h=344]

Steve Reichs monumentale ‘Music for 18 Musicians’ in Bozar

Steve Reich In het Brusselse Paleis voor Schone Kunsten klinkt zaterdagavond Music for Eighteen Musicians van Steve Reich, een monument van de afgelopen vijftig jaar. Met dit van begin tot eind fascinerende werk ontsnapte het minimalisme aan het getto van de underground. Niemand minder dan Ictus, met ter zake heel wat ervaring, geeft het ritme aan in het gezelschap van Synergy Vocals, door Reich zelf aanbevolen!

Steve Reich (1936) behoort samen met Philipp Glass en Terry Riley tot de pioniers van de minimalistische en repetitieve muziek. Hij leidt een opvallend zuiver parcours, waarbij hij steeds trouw blijft aan zijn oorspronkelijke intuïtie. Zijn eerste werken zijn heel radicaal. Ze draaien rond de langzame tempoverschuiving van verschillende lussen magneetband (It ’s gonna rain,1965). In de jaren ’70 componeerde Reich grote muzikale bouwwerken (Music for eighteen musicians,1976) en tegenwoordig schrijft de New Yorker meer verhalende en meer rapsodische werken (de video-opera Hindenburg uit 1998). Reich is schatplichtig aan een waaier van muziekstromingen.

Vanaf 1971 introduceert Steve Reich de compositietechniek die hij construction/reduction noemt (het stelselmatig vervangen van rusten door noten en omgekeerd) als grondslag van zijn muziek. Dat culmineert in ‘Music for 18 Musicians‘ (1974-76), waar Reich een dermate grootschalige dimensie en formele coherentie opbouwt, dat dit werk algemeen wordt beschouwd als een sleutelwerk van de minimal music. Toen Reich deze muziek schreef in het midden van de jaren ’70, werkte hij de verschillende partijen uit in een soort steno. Dit had tot gevolg dat zijn eigen ensemble de partijen wel konden lezen, maar buitenstaanders niet. Pas in het midden van de jaren ’90 werkte een student, die bezig was met een scriptie over “Music for 18 musicians”, de muziek om tot een standaard partituur. Music for 18 Musicians is een mijlpaal in Reichs oeuvre. De meditatieve sfeer, opgewekt door de repeterende motieven, de zachte marimbaklanken en de flinke duur maken het een typisch Reich werk. Toch was het stuk vernieuwend: ‘There is more harmonic movement in in the first five minutes of Music For 18 Musicians than in any other work of mine to date’, zei de componist hierover. Het stuk zette Reich ook op de kaart bij een groter publiek.

Tijd en plaats van het gebeuren :

Ictus & Synergy Vocals: Steve Reich, Music for Eighteen Musicians
Zaterdag 31 oktober 2009 om 20.00 u

Bozar – Henry Le Boeufzaal
Ravensteinstraat 23
1000 Brussel

Meer info : www.bozar.be, www.synergyvocals.com en www.ictus.be

Extra :
Steve Reich : www.stevereich.com en Youtube

Elders op Oorgetuige :
Steve Reich Evening op Happy New Ears & Novecento, 24/09/2008

Bekijk alvast het begin van Steve Reichs ‘Music for 18 Musicians’

[youtube=http://www.youtube.com/watch?v=xU23LqQ6LY4&w=425&h=344]

Ein musikalisches Opfer ‘revisited’ : Het Collectief combineert Bach met Berio

Luciano Berio Authentiek of traditioneel, historisch of modern, oude of nieuwe instrumenten? Uitvoerders van de muziek van ‘monstre sacré’ J.S.Bach zijn al geruime tijd in de ban van deze dilemma’s. Ook Het Collectief wil zijn antwoord formuleren op deze vragen. De groep maakt een kleurrijke reconstructie van het Musikalische Opfer, waarbij de instrumentale en stilistische verworvenheden van de 19de-, 20ste- en 21ste eeuwse muziek niet worden geschuwd. Het resultaat is een bruisend actuele en verfrissende uitvoering van dit Magnum Opus. Het Collectief gaat op zoek naar een nieuwe esthetiek, zonder zijn eigen smaak te verloochenen en met een groot respect voor de partituur. Kortom, Het Collectief wil op zijn manier ‘authentiek’ zijn.

Tussen de verschillende canons en ricercars van Bach in presenteren de muzikanten de aan hun instrument opgedragen Sequenza of ander werk van Luciano Berio. Deze werken geven een totaalbeeld van de huidige expressieve en technische mogelijkheden van de verschillende instrumenten. Wat Bach beoogde met het thema van het Musikalische Opfer probeert ook Berio te bereiken met het hedendaagse instrumentarium. Het Collectief op zijn beurt wil zijn rol als uitvoerder volledig ter harte nemen en integreert al deze nieuwe mogelijkheden in de muziek van Bach. Op die manier beleeft het publiek een concertervaring die het louter historiserende overstijgt. Beide stijlen houden elkaar bovendien in evenwicht. Het ontoegankelijke van Berio wordt door het solistische karakter van de sequenze gemilderd.

Luciano Berio is wellicht de meest invloedrijke figuur uit de Italiaanse hedendaagse muziek. Nadat hij samen met Maderna een studio voor elektronische muziek opricht in Milaan, krijgt hij de leiding van het Ircam te Parijs. Vanuit zijn opleiding die sterk door Webern is bepaald, creëert Berio composities die uitgaan van de meest gedurfde vormen van klankonderzoek. Zo dwingt hij zowel zangers als instrumentalisten om de grenzen van hun mogelijkheden af te tasten.
In 1958 schreef Luciano Berio (1925-2003) zijn eerste ‘Sequenza‘ voor fluit solo. Dit stuk is het eerste ooit dat proportioneel werd genoteerd. Er wordt geen gebruik gemaakt van uitgeschreven ritmes maar de afstand tussen de noten bepaalt de tijdsspanne ertussen. Jammer genoeg slaagde volgens Berio geen enkele fluitist erin dit juist te interpreteren en later schreef hij een tweede versie met ritmes. Sinds de Sequenza voor fluit zijn de in totaal 14 Sequenza’s de rode draad in zijn oeuvre gebleven. Berio schreef de Sequenza’s voor de meest uiteenlopende solo-instrumenten, waarbij hij de expressieve en technische mogelijkheden van het betreffende instrument onderzocht. Berio’s Sequenza’s worden gekenmerkt door hun extreme virtuositeit, die altijd boeiend, vaak theatraal, maar nooit oppervlakkig is.

Tijd en plaats van het gebeuren :

Het Collectief : Bach, Berio
Vrijdag 30 oktober 2009 om 20.00 u
Salons voor Schone Kunsten Sint-Niklaas

Stationsstraat 85
9100 Sint-Niklaas

Meer info : www.ccsint-niklaas.be en www.hetcollectief.be

Extra :
Luciano Berio op www.composers21.com, www.arsmusica.be en Youtube
Luciano Berio (1925 – 2003): Duivelskunstenaar, Jan de Kruijff op www.musicalifeiten.nl

Requiem van Nils Lindbergh flirt met de grenzen tussen jazz en klassiek

Nils Lindberg Een project rond het Requiem van Nils Lindbergh: deze componist combineerde jazz met Zweedse folk en Gregoriaanse harmonieën, en creëerde een donker en zwaarmoedig (maar wondermooi!) requiem voor de ongewone combinatie big band en koor.

In het najaar van 2009 stelt het Brussels Jazz Orchestra een bijzonder ambitieus project voor. Het orkest bundelt de krachten met maar liefst drie volwaardige koren, om samen het Requiem van de Zweedse componist Nils Lindberg uit te voeren. 16 muzikanten, 70 zangers, 3 solisten, allemaal onder leiding van dirigent Kurt Bikkembergs: een indrukwekkende bezetting die het Requiem alle eer aandoet. Deze hedendaagse compositie flirt met de grenzen tussen jazz en klassiek. Dit stuk is nog nooit opgevoerd in België, en al helemaal niet op zo’n ambitieuze en grote schaal. De drie gerenommeerde koren die hieraan meewerken zijn het Vlaams Radio-Koor, de Capella di Voce en Camerata Aetas Nova.

In 1993 vatte de Zweedse componist Nils Lindberg het idee op een volstrekt onconventioneel requiem te schrijven. Hij benaderde de rooms-katholieke dodenmis op geheel nieuwe wijze door het traditionele gregoriaans te combineren met New Orleans jazz. Het resultaat is een werk dat de luisteraar van de ene verbazing in de andere doet vallen; u hoort niet elke dag een swingend sanctus, toch? Dit unieke stuk vraagt dan ook een behoorlijk indrukwekkende bezetting: een koor, twee sopranen, een bariton en ter muzikale ondersteuning een heuse big band, uitgebreid met twee hoorns, fluiten en vier percussionisten. Verder krijgt je als primeur het nieuwe werk van dirigent en componist Kurt Bikkembergs te horen.

Programma :

  • Nils Lindbergh, Requiem
  • Kurt Bikkembergs, Antiphone

Tijd en plaats van het gebeuren :

Brussels Jazz Orchestra, Vlaams Radio Koor, Capella di Voce & Camerata Aetas Nova: Jazz Requiem
Vrijdag 30 oktober 2009 om 20.15 u
De Warande

Warandestraat 42
2300 Turnhout

Meer info : www.warande.be
————————
Zaterdag 31 oktober 2009 om 21.00 u
AMUZ

Kammenstraat 81
2000 Antwerpen

Meer info : www.amuz.be, www.brusselsjazzorchestra.com, www.vlaamsradiokoor.be, www.capelladivoce.be en www.camerata.be

Extra :
Nils Lindberg : www.nilslindberg.com en Youtube
Kurt Bikkembergs : www.kurtbikkembergs.be en www.matrix-new-music.be

Bekijk alvast het Lacrimosa uit het Requiem van Nils Lindberg

[youtube=http://www.youtube.com/watch?v=aS9r5FiXMvw&w=425&h=344]

PiKNiKmuSiK : Bl!ndman [new strings]

Bl!ndman [new strings] Aan de hand van een gemengd repertoire (voornamelijk oude muziek en hedendaagse muziek) zet het Ensemble Bl!ndman bepaalde subversieve artistieke concepten om in muziek. Ze begonnen als saxofoonkwartet, en werden op initiatief van Eric Sleichim een collectief in 2005. Daar ondersteunen en vormen ze andere kwartetten – Bl!ndman [strings] [vox] [drums] en het gloednieuwe [New Strings] – om projecten op poten te zetten in verschillende vormen en bezettingen om hun repertoire nog verder open te trekken.

Het Idée-Fixe strijkkwartet werd in 2006 opgericht door 4 studenten van het Koninklijk Vlaams Conservatorium van Antwerpen. Ondanks haar prille leeftijd gaf dit kwartet al ettelijke conceren in binnen- en buitenland. Idée-Fixe volgde masterclasses bij het Spiegel Strijkkwartet, bij Carlo Chiarappa en het Artemis Kwartet. In april 2009 nam Idée-Fixe deel aan audities en workshops van BL!NDMAN en werd geselecteerd om als eductief project en onder de naam BL!NDMAN [new strings] verder te werken.

Tijd en plaats van het gebeuren :

PiKNiKmuSiK : Bl!ndman [new strings]
Vrijdag 30 oktober 2009 om 12.30 u
Flagey
– Studio 1
H.-Kruisplein
1050 Elsene (Brussel)

Meer info : www.flagey.be en www.blindman.be

Turntables 4 Voices : performance met stemmen, draaitafels en schoolborden

BL!NDMAN (4x4) Vox BL!NDMAN (4×4) Vox is een jong vocaal kwartet dat op regelmatige basis samenwerkt met de andere kwartetten van het BL!NDMAN-collectief. Het vocaal kwartet wil nieuwe programma’s ontwikkelen waarin oude en nieuwe muziek wordt samengesmolten tot een nieuw artistiek concept. De zangers willen daarbij een eigen klank ontwikkelen. Zij streven ernaar om de menselijke stem, de beweging, de belichting, de versterking, het gebruik van de ruimte op een bloeiende en creatieve manier te laten kristaliseren in een sfeervolle en vernieuwende productie

In het anglicaanse Engeland van de 16de -17de eeuw was katholieke muziek verboden. William Byrd schreef een aantal missen die toen enkel in het geheim konden worden uitgevoerd en rond de tafel werden gezongen zoals dat voor veel wereldlijke muziek in privé vaak gebeurde.
Vanuit dit gegeven zien we een vocaal kwartet dat hoogst onorthodox met repertoire aan het werk gaat. Wanneer de stem niet aangewend wordt, gebruiken de musici al wat er voor handen is om uiting te geven aan tal van eigenwijze partituren. Een performance die met stemmen, draaitafels en schoolborden in de aanslag met het grootste gemak tussen de 16e en de 21e eeuw pendelt.

Programma :

  • Eric Sleichim, mass 4 turntables (vinyl + stemmen)
  • Anonymus, gaudeamus (alt + vinyl) 2′
  • William Byrd, kyrie & gloria (mass for 4 voices)
  • John Cage, story (stemmen)
  • Urmas Sisask, laudate dominum (stemmen)
  • William Byrd, credo (mass for 4 voices)
  • Kaija Saariaho, nuits, adieux (stemmen + live electronics)
  • William Byrd, sanctus & benedictus (mass for 4 voices)
  • Matthew Wright, contact theatre (vinyl)
  • Anonymus, beati mundo (sop + vinyl)
  • William Byrd, agnus dei (mass for 4 voices)

Tijd en plaats van het gebeuren :

BL!NDMAN (4×4) Vox: TURNTABLES 4 VOICES
Donderdag 29 oktober 2009 om 20.00 u

Kapel Lemmensinstituut Leuven
Herestraat 53
3000 Leuven

Meer info :www.blindman.be

Eric Sleichim op www.blindman.be
Kaija Saariaho : www.saariaho.org en www.chesternovello.com
Matthew Wright : www.matt-wright.co.uk
John Cage : www.johncage.info
Urmas Sisask op nl.wikipedia.org en Youtube

Elders op Oorgetuige :
Secret Masses : William Byrd vs. Eric Sleichim, 30/07/2008
Interview met Kaija Saariaho en Jean-Baptiste Barrière, 22/02/2007