
Voor ‘Agatha’ gebruikte de Finse componist Kerkko Koskinen (1973) de verhalen van Agatha Christie als uitgangspunt. Het is geen verklanking van de plot van een verhaal, noem het eerder een eerbetoon aan één van zijn idolen. Voor ‘Agatha’ heeft hij de ideale combinatie gevonden om zijn klankuniversum te realiseren: een jazzorkest uitgebreid met drie hoorns, hobo, fluit en drie percussionisten aangevuld met solotrompet. Poëzie en andere non-muzikale bronnen spelen een belangrijke rol in Koskinens compositorisch proces. Zo schreef hij muziek gebaseerd op teksten van Hikmet, Akhmatova en Garcia Lorca.
Kerkko Koskinen is van vele markten thuis. In 1994 richtte hij samen met Olli Virtaperko de popband Ultra Bra op. Het was het begin van een, althans naar Finse normen, successtory. De band bestond uit dertien leden, waaronder een vocaal kwartet, was zeer politiek bewust en slaagde erin een origineel geluid af te leveren. Dit ondanks het mainstream popgenre waarin men zich bewoog. Toen al kon Koskinen, de songsmid van de band, zijn fascinatie nauwelijks verhullen voor volle akkoorden ondersteund door een stevig instrumentarium. Na twee vergeefse pogingen om geselecteerd te worden als de Finse inzending voor het Eurovisiesongfestival en vijf albums, maakte Ultra Bra in 2001, omstuwd door duizenden fans, een eind aan een intens muzikaal avontuur.
Dit eindpunt betekende meteen het beginpunt van een frenetieke activiteit bij Koskinen. Meer en meer gooide hij zich op het ‘ernstig’ componeren waarbij vooral zijn aandacht voor filmmuziek niet onderschat mag worden. En eigenlijk is ‘Agatha’ een logische voortzetting van deze evolutie: muziek met grote filmische kwaliteiten, echter zonder film op het doek. Dat de componist voor de titel van zijn werk de voornaam van Agatha Christie leende, geeft immers direct aan welke filmische aspecten hij in deze muziek wou benadrukken. Zonder daarom letterlijk een transpositie te zijn van een thriller of al evenmin een muzikale evenknie van ‘Moord op de Oriënt Express’ of ‘Tien kleine negertjes’ te willen zijn, is er een duidelijke, bijna verhaalsmatige structuur in de diverse stukken die niet zo ongewild een spannend moordverhaal parafraseert.
Van bij de eerste noten in dit stuk wordt je meegesleurd door het rauwe exhibitionisme dat een ‘full blast’ big band kan tentoonspreiden. Koskinen’s bijna megalomanie sleurt je mee in een wervelende geluidsstorm: zonder schroom etaleert hij van bij de eerste maten zijn invloeden. Pianisten en pianoliefhebbers in het publiek zullen ongetwijfeld riffs in de stijl van Tsjaikovski of Rachmaninov horen, zeker in de bijna bombastische piano arpeggio’s Maar deze namen maken zeker niet het enige spectrum uit: ook Sjostakovitsj is noch min noch meer aanwezig met quasi repetitieve elementen uit zijn vijftien symfonieën. De componist die je er echter nog het sterkst doorhoort, zonder daarom te vervallen in een flauw afkooksel, is zeker Igor Stravinsky en dan vooral het genie van de grote balletten zoals ‘Le Sacre du Printemps’ of ‘Petrouchka’. Twee facetten springen daarbij in het oog. Eerst en vooral de instrumentatie. Let bijvoorbeeld eens op de elegische, modale en zeer Stravinskyaanse soli voor hobo en Engelse hoorn. Waar Stravinsky in zijn ‘Sacre’ het ook aandurfde diverse thematieken zonder ogenschijnlijk verband naast elkaar te plaatsen, is voor Koskinen een organische uitwerking van thema’s, zijmotieven en dergelijke geen prioriteit. De techniek om zaken soms abrupt naast elkaar te plaatsen is duidelijk overgenomen uit de popmuziek, waar lange muzikale bogen door de compactheid van het genre bijna uitgesloten zijn. Door sterke contrasterende elementen naast elkaar te plaatsen, meestal zelfs alleen aaneengelijmd door brutale overgangen, verkrijgt Koskinen een zeer persoonlijke, bij wijlen ongenadig harde taal die echter zeer beklijvend werkt. We zouden de componist echter compleet oneer aandoen door niet te verwijzen naar wat wellicht de grootste inspiratiebron is: bij echte jazzliefhebbers zal de combinatie trompet solo en bigband natuurlijk steevast herinneringen oproepen aan dat andere ideale partnership van componist/solist uit de jazzgeschiedenis: Gil Evans en Miles Davis. Ook hier, en zoals in het illustere voorbeeld, zal er een subtiel evenwicht moeten gezocht worden tussen de meer architecturale composities van Koskinen en het fijn lyrische trompetspel van solist Alex Sipiagin. Maar het zijn zeker niet alleen reminiscenties aan die twee jazzgoden die je in Koskinen’s muziek ontwaart: ook Lalo Schifrin en zelfs Henry Mancini duiken op. Het sleutelwoord in Koskinen’s muziek blijft echter communicatie: daarvoor gebruikt hij ook tekst. In vroegere werken componeerde hij muziek op teksten van onder meer Anna Akhmatova en Federico Garcia Lorca maar ook in enkele nummers van ‘Agatha’ vinden we tekst terug. Tekst die op zijn beurt gepareerd wordt door lyrische trompetsoli. Koskinen is er in geslaagd met ‘Agatha’ een muzikale verfilming te realiseren die voorlopig zeker als zijn magnum opus kan aanzien worden: de sterke gelaagdheid, immense verscheidenheid van tekstuur en vooral de bijna ritmische oerdrift die van deze muziek uitgaat maakt het tot een bijzondere luisterervaring.
Maar niet alleen Koskinen staat op het programma tijdens dit concert: ook een van de ‘founding fathers’ van het BJO komt aan bod, Bert Joris. Over het korte werk waarmee dit concert begint zegt hij zelf het volgende: “De compositie ‘Mr Dado’ is gnspireerd op een ouder werk van mij dat ik voor het BJO componeerde, ‘Mr Dodo’. Dit werk dateert van ongeveer twintig jaar geleden en is ondertussen over heel de wereld uitgevoerd door tal van big bands. In kleinere bezetting heb ik het ook jarenlang uitgevoerd met de man aan wie ik dit werk heb opgedragen, de Italiaanse pianist Dado Moroni. Ik voelde de drang om het in een nieuw kleedje te steken en te zien hoever ik kon gaan niet de herwerking. Het resultaat is ‘Mr Dado’ geworden. Zowel melodisch, harmonisch als vormelijk heb ik geprobeerd de oude compositie in een nieuw daglicht te plaatsen, in de hoop dat ze nieuwe inspiratie kan bieden aan de uitvoerders en luisteraars”.
Tijd en plaats van het gebeuren :
Brussels Jazz Orchestra & I Solisti del Vento : Kerkko Koskinen
Woensdag 21 december 2011 om 20.00 u
Kunstencentrum Vooruit – Gent
Sint-Pietersnieuwstraat 23
9000 Gent
Meer info : www.vooruit.be, www.brusselsjazzorchestra.com en www.isolistidelvento.be
———————————-
Donderdag 22 december 2011 om 20.00 u (inleiding Piet Van Bockstal om 19.15 u)
deSingel – Antwerpen
Desguinlei 25
2018 Antwerpen
Meer info
: www.desingel.be, www.brusselsjazzorchestra.com en www.isolistidelvento.be
Bron : tekst Piet Van Bockstal voor deSingel, december 2011