
Tijdens een lezing in februari 1948 aan het Vassar College, New York State, vertelde
John Cage aan de studenten, dat een ogenschijnlijk onopvallende opmerking van de dichter Edwin Denby (1903-1983), hem twee jaar geleden aanzette tot het componeren van korte ‘Sonatas and Interludes’. De opmerking hield nl. in dat korte stukken even veel in zich kunnen hebben als lange. Een maand na de lezing voltooide Cage er twintig. Zestien sonaten en vier interluden.
2012 is het Cage-jaar, Cage’s centennial. Voor die gelegenheid heeft de Frans/Zwitserse pianist Cédric Pescia, zijn sonaten en interluden opgenomen. Vergis u niet, die twintig stukken zijn tussen 1950 en 2012, reeds 31 keer opgenomen! Pianist Joshua Pierce heeft ze tussen 1975 en 2000 zelfs vier keer opgenomen en de Japanse pianist Yui Takahashi twee keer (in 1965 en 1975). Tussen haakjes, Yui Takahashi was naast pianisten als David Tudor, de broers Kontarsky, Claude Helffer, Roger Woodward, Paul Jacobs en Frederic Rzewski, één van de eersten die, zo ongeveer vanaf 1960, de toenmalige avantgarde-muziek op hun concerten speelden en opnamen.
Cédric Pescia heeft drie jaar lang de Sonaten & Interluden van Cage op diverse soorten vleugels tijdens concerten gespeeld. Daardoor heeft hij in oktober 2011 de opname snel, quasi live, kunnen realiseren. Cédric koos voor het Steinway B model. Het oorspronkelijk, kleinere Steinway O model dat Cage voor zijn sonaten en interluden heeft geprepareerd, wordt niet meer gemaakt.
De compositie
De Sonatas and Interludes werden tussen februari 1946 en maart 1948 gecomponeerd in zijn nieuw appartement aan East River, Lower Manhattan, met zicht op de rivier en de lucht. Cage had zijn vrouw, de mooie Russische schilderes Xenia Kashevaroff (1886-1958) verlaten om een homosexueel koppel te vormen met de danser Murce Cunningham (1919-2009). Gita Sarabhai bracht hem in contact met Indische filosofie en de filosoof Ananda K. Coomaraswamy (1877-1947) leerde hem de Hindoe-Rasa-theorie van permanante emoties, vier witte of heldere en vier zwarte of donkere. Cage componeerde voortaan “ to sober and quiet the mind” om zich zodoende open te stellen voor goddelijke invloeden. Hij zocht een totaal nieuwe weg. Cage was daar blijkbaar toe voorbestemd want Schoenberg had hem reeds duidelijk gemaakt dat hij eigenlijk geen componist was, maar een uitvinder, een ‘inventor of genius’. Vader John Milton Cage was dat trouwens ook. De piano werd een huiselijk slagwerkensemble, a domestic percussion orchestra. Door Schoenbergs invloed kwam niet Harmonie, maar wel Timbre centraal te staan. Volgens Cage had Schoenberg van zichzelf gezegd dat “he had no ear for harmony”. Cage dus ook niet. Het oude en het nieuwe werden à la Scarlatti, verenigd in eenvoudige, pre-klassieke, binaire structuren. Soort van nieuwe partita’s. Dit verklaart de vorm van de meeste sonaten (AABB). Alleen de sonaten IX-XI kregen een drieledige structuur, prelude, interlude en postlude. Cage beoogde voortaan d.m.v. de “gamut” techniek of kleurengamma, quietness, tranquillity en balance te bereiken. Hij verzamelde kleine stukjes hout, katoen, rubber, kurk, metaal en gom, verzamelde dobbers, dopjes of verfrommeld papier en plaatste die tussen en op de snaren van de vleugelpiano. Zodoende werd de piano als het ware geprepareerd en ontstond zijn uitvinding, ‘the prepared piano’.
Geïnspireerd door de ‘extended piano techniques’ van de Noise music maker Henry Cowell, bedacht Cage de term ‘prepared piano’ wanneer hij in 1940, “Bacchanale” componeerde voor de Afro-Amerikaanse danseres Sylvia Fort (1917-1975). Zij vroeg om een compositie voor slagwerk maar in haar dansstudio was geen ruimte voor een slagwerkensemble. Er stond wel een piano. Het bewerken van de piano tot slaginstrument was dé oplossing. Cage componeerde op een dergelijke wijze voor piano-solo, voor piano met zang (Duo, She is Asleep), voor piano met kamerorkest (Pianoconcerto), of voor piano met andere dispositieven zoals een percussietrio (“Amores” uit 1943). Het sonoor resultaat leek meestal op de klank van Balinese gamelans met een minutieus, afgemeten, harmonische zuurtegraad, met overwicht van het kleine. Weet wanneer u dit alles beluistert, dat de meeste composities voor prepared piano gecomponeerd werden “to accompany dances by dancers”. Dat waren dan oorspronkelijk dansers als Valerie Bettis, Wilson Williams, Pearl Primus en uiteraard Merce Cunningham.
Cage omschreef zijn Sonatas & Interludes als de “expression of 9 Hindu emotions; sonatas in binary AABB”.
De piano werd geprepareerd met schroeven en bouten, vijftien stukjes rubber, vier stukjes plastic, nootjes en een gom. Cage vermeed het gebruik van het laag register van de piano en de 45 snaren werden alle anders geprepareerd. Bepaalde behielden hun oorspronkelijke pianoklank, andere klonken meer als slagwerk en nog andere klonken metaalachtig en ratelend. Het subtiel gebruik van het linker una corda-pedaal (soft-pedal) zorgde daarbij voor nog meer sonore variëteit. De 14de en de 15de sonate kregen de titel Gemini en werden geïnspireerd door het werk van de Amerikaanse beeldhouwer Richard Lippold (1915-2002). Cage betrachtte een combinatie van elementen uit het Oosten (Hindoe, Coomaraswamy), Zen (Suzuki) en het Westen (Meister Eckhart). “Pieces with bell-like sounds suggest Europe and others with a drum-like resonance suggest the East” (Cage).
De sonaten & interluden werden opgedragen aan de joods-Amerikaans-Armeense pianiste Maro Ajemian (1921-1978) die ze op 12 en 13 januari 1949 in Carnegie Hall in New York, voor de eerste keer voor het publiek speelde.
Moge deze cd voor u de aanzet zijn tot het meer, veel meer willen weten van deze meer dan opmerkelijke Titaan onder de avant gardisten. Muzikaal avant-gardisme is immers de sleutel tot uw sonoor geluk.
John Cage, Sonatas & Interludes, Cédric Pescia – Aeon / Outhere – AECD 1227
Michel Dutrieue, 19/05/12
Lees de volledige recensie op www.klassiek-centraal.be